Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:914, 14/00768 tot en met 14/00771

Gerechtshof Amsterdam, 10-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:914, 14/00768 tot en met 14/00771

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 maart 2016
Datum publicatie
16 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:914
Formele relaties
Zaaknummer
14/00768 tot en met 14/00771
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 228

Inhoudsindicatie

Precariobelasting. Het is met de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onjuiste tenaamstelling van de aanslag. Aan belanghebbende is de terrasvergunning verleend en daarom is de aanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. De aanslag kan niet slechts aan een natuurlijk of rechtspersoon worden opgelegd.

De ruimte tussen het terrasmeubilair is terecht in de maatstaf van heffing betrokken.

Uitspraak

kenmerken 14/00768 tot en met 14/00771

10 maart 2016

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

VOF [X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.H. Elink Schuurman MRE (PWC) te Amsterdam

tegen de uitspraak van 2 september 2014 in de zaak met kenmerk HAA 13/3487 tot en met HAA 13/3490 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 maart 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 36.030,60.

1.1.2.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 maart 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 23.355,30.

1.1.3.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 maart 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 4.936.

1.1.4.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 februari 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 43.150,09.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 3 juli 2013 de aanslag genoemd onder 1.1.1. verminderd tot € 34.543,10. De overige aanslagen zijn bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 3 juli 2013 gehandhaafd.

1.3.

Het beroep tegen de uitspraken op bezwaar over de jaren 2009, 2011 en 2012 is door de rechtbank ongegrond verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar over het jaar 2010 is door de rechtbank gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot € 15.234,76.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 oktober 2014, aangevuld bij brief van 6 november 2014. De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in het onderdeel ‘Feiten’ van haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiseres is op 2 juni 2005 opgericht en exploiteert hotel-restaurants en cafés. [handelsnaam] is een handelsnaam van eiseres.

2. Met ingang van 1 augustus 2006 is aan [handelsnaam] een terrasvergunning verleend voor het plaatsen van terrassen bij het pand [a-plein 1-3] te [Z] . De vergunning is verleend voor een terras aan de [a-pleinzijde] met een oppervlakte van 373,5 m² en aan de [b-straatzijde] met een oppervlakte van 69,5 m².

3. Op 28 mei 2010 is een nieuwe terrasvergunning aangevraagd. Met ingang van 8 juli 2010 is de oude vergunning ingetrokken en is aan eiseres een nieuwe terrasvergunning verleend voor het plaatsen van een terras met een oppervlakte van 527 m² aan het [a-plein 3] te [Z] . Dit betreft een terras van 447 m² aan de [a-pleinzijde] en een terras van 80 m² aan de [b-straatzijde] .”

2.2.

Nu partijen in hoger beroep geen grieven hebben ingebracht tegen deze vaststelling van de feiten, zal ook het Hof van die feiten uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank zijn bij het Hof de volgende vragen in geschil:

(1) is de aanslag terecht aan belanghebbende opgelegd, of had de aanslag aan een ander opgelegd moeten worden?

(2) is de aanslag naar het juiste bedrag opgelegd; daarbij is meer specifiek in geschil of (i) gebruik is gemaakt van een juiste heffingsmaatstaf, en (ii) of sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing