Gerechtshof Amsterdam, 23-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:915, 15/00149
Gerechtshof Amsterdam, 23-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:915, 15/00149
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 februari 2016
- Datum publicatie
- 16 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:915
- Zaaknummer
- 15/00149
Inhoudsindicatie
loonheffing; inhoudingsplicht voor in Verenigd Koninkrijk gevestigde Ltd.
Uitspraak
kenmerk 15/00149 t/m 15/00156
23 februari 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] Ltd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: R. Sukhraj te Purmerend,
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 13/3942 en HAA 13/4316 t/m 13/4322 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 25 februari 2015 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de navolgende naheffingsaanslagen in de loonheffing en verzuimboetes opgelegd:
( a) met dagtekening 22 maart 2013 over het tijdvak januari 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 1.800 en een betaalverzuimboete van € 36;
( b) met dagtekening 11 april 2013 over het tijdvak februari 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 2.750 en een betaalverzuimboete van € 55;
( c) met dagtekening 2 april 2013 over het tijdvak januari 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 1.800 en een aangifte- en een betaalverzuimboete van respectievelijk € 61 en € 50;
( d) met dagtekening 18 april 2013 over het tijdvak februari 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 2.750 en een aangifte- en een betaalverzuimboete van respectievelijk € 61 en € 55;
( e) met dagtekening 28 maart 2013 over het tijdvak januari 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 1.800 en een aangifte- en een betaalverzuimboete van respectievelijk € 61 en € 50;
( f) met dagtekening 18 april 2013 over het tijdvak februari 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 2.750 en een aangifte- en een betaalverzuimboete van respectievelijk € 61 en € 55;
( g) met dagtekening 28 maart 2013 over het tijdvak januari 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 1.800 en een aangifte- en een betaalverzuimboete van respectievelijk € 61 en € 50, en
( h) met dagtekening 24 april 2013 over het tijdvak februari 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 2.750 en een aangifte- en een betaalverzuimboete van respectievelijk € 61 en € 55.
Het tegen deze naheffingsaanslagen (in één geschrift) gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 1 augustus 2013, ongegrond verklaard.
In het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, het bezwaar tegen de onder (a) vermelde naheffingsaanslag en - naar het Hof begrijpt - het bezwaar tegen de daarbij genomen boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard, de onder (b) tot en met (h) vermelde naheffingsaanslagen verminderd tot naheffingsaanslagen berekend naar het voor de aldaar genoemde tijdvakken geldende gebruikelijk loon van artikel 12a van de Wet LB 1964 en
de onder (b) tot en met (h) vermelde boetebeschikkingen vernietigd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 april 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016. Ter zitting heeft de inspecteur zijn incidentele hoger beroep ingetrokken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 7 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:
“1. De heer [A] (hierna: [A] ), woonachtig in Nederland, dreef blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: de KvK) in de periode van 1 juli 1999 tot 28 februari 2010 onder de naam “ [Y] ” een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten van de onderneming bestonden uit de import en export van en de groothandel in lederen kleding. De onderneming was gevestigd op het adres [adres 1] .
Eiseres, opgericht op 16 september 2009 naar Angelsaksisch recht, heeft een in aandelen verdeeld kapitaal, welke aandelen per 1 december 2009 worden gehouden door [X] Trust (hierna: de Trust). Eiseres is blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de KvK gevestigd op het adres [adres 2] .
[A] is blijkens een zogeheten “AP01 Appointment of director” formulier van de Companies House (de Engelse KvK) per 1 december 2009 benoemd tot directeur van eiseres. Het formulier is blijkens een stempel op 12 december 2009 door de Companies House ontvangen. Het formulier is door [A] ondertekend. Het formulier vermeldt bij “New director’s service address”: [adres 1] .
Tot de dossierstukken behoren de “Balance Sheet as at: 31/12/2013”, “Balance Sheet as at: 31/12/2012”, “Balance Sheet as at: 31/12/2011” en “Balance Sheet as at: 31/12/2010” (balansopstellingen ultimo 2013, 2012, 2011 en 2010) van eiseres. Deze zijn blijkens stempels achtereenvolgens op 8 maart 2014, 23 april 2013, 11 januari 2012 en 22 juni 2011 door de Companies House ontvangen en zijn namens eiseres door [A] als directeur ondertekend. Tot de dossierstukken behoren voorts voor eiseres ingediende zogeheten “AR01 Annual Return” formulieren, die [A] als directeur van eiseres vermelden.
Eiseres heeft op 1 december 2009 samen met Stichting [M] een commanditaire vennootschap opgericht met de naam [B] C.V. (hierna: de CV). Eiseres is beherend vennoot en Stichting [M] is commanditair vennoot. Artikel 3 van de overeenkomst dienaangaande bepaalt – voor zover hier van belang – dat eiseres als beherend vennoot haar volledige kennis, arbeid en vlijt moet inbrengen. De overeenkomst is namens eiseres door [A] als directeur ondertekend.
De CV houdt zich bezig met de import, export en groothandel in textiel en lederwaren. Tevens exploiteert de CV een webwinkel in textiel, schoenen en lederwaren.
[A] verricht werkzaamheden voor de CV.
Verweerder heeft op 15 juli 2011 bij de CV een bedrijfsbezoek afgelegd. Het doel van het bezoek was onder meer om inzicht te verkrijgen in de (status van de) CV en de rol van de beherend vennoot. [A] en de gemachtigde waren daarbij aanwezig. Het rapport (d.d. 20 maart 2012) inzake het bedrijfsbezoek behoort tot de gedingstukken. Het rapport vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“Tijdens het bedrijfsbezoek heeft de heer [A] aangegeven dat zij [de rechtbank leest “hij”] voor deze rechtsvorm (structuur) heeft gekozen omdat hij toentertijd geen startkapitaal had voor het oprichten van een B.V. en niet persoonlijk aansprakelijk gesteld wilde worden voor de risico’s van de onderneming.”
Naar aanleiding van het bedrijfsbezoek is verweerder onder andere – en voor zover hier van belang – tot de conclusie gekomen dat eiseres als inhoudingsplichtige loonbelasting is verschuldigd voor in ieder geval [A] . Aan eiseres is met terugwerkende kracht per
1 januari 2010 een loonbelastingnummer (hierna: LB-nummer) toegekend. Verweerder heeft vervolgens de thans in geding zijnde naheffingsaanslagen en verzuimboetes opgelegd.
Deze feiten zijn in hoger beroep niet betwist, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan. Het Hof voegt daaraan het volgende toe.
In door de Belastingdienst in hoger beroep overgelegde uitdraaien van in haar systemen opgenomen adresgegevens staat als vestigingsadres, zowel van belanghebbende als van [A] , [adres 1] vermeld.
Ter zitting heeft de gemachtigde onder meer het volgende verklaard:
“ [A] had voorheen een marktkraam met verkoop rechtstreeks aan de consument. De onderneming in de commanditaire vennootschap (CV) is een im- en export groothandel in textiel. Dat is een geheel andere onderneming. Er is dus geen sprake van een voortzetting van de voorheen gedreven onderneming.
[A] heeft aan [Q] een bedrag betaald en [Q] heeft [A] benoemd als directeur van belanghebbende en van de CV. [A] heeft alleen getekend, verder heeft [Q] alles gedaan.
Het werk voor belanghebbende werd door [Q] werd gedaan. [A] wist niet dat hij tot directeur van belanghebbende was benoemd.
[A] is erin geluisd door [Q] . Wij zijn bezig geweest met juridische stappen tegen [Q] , maar dat bedrijf is inmiddels failliet; de bij [Q] betrokken personen zijn onder een andere naam in het buitenland verder gegaan.
[Q] heeft nooit een trustakte aan [A] gegeven. Daarom kon ik ook geen kopie aan de Belastingdienst verstrekken.
U houdt mij voor dat u het vermoeden heeft dat [A] via de trust belanghebbende is gebleven bij de aandelen in belanghebbende. U wijst daarbij op de omstandigheid dat [A] de rechtspersonenstructuur heeft gekocht van [Q] , dat daarin de ondernemingsactiviteiten zijn verricht door [A] en dat niet aannemelijk is dat hij het belang bij deze onderneming zonder afdoende tegenprestatie uit handen geeft aan derden.
Ik zeg u dat de CV de betaling heeft gedaan en dat in de CV alleen [A] werkzaam is. Er is een arbeidscontract tussen de CV en [A] .
U vraagt mij of ik de hoogte van het loon zoals door de rechtbank in aanmerking is genomen betwist. Ja dat doe ik omdat ik stel dat er geen loon is ontvangen. Als er wel loon zou zijn ontvangen is het door de rechtbank in aanmerking genomen loon te hoog omdat in belanghebbende in het geheel geen activiteiten zijn verricht.
De structuur van een trust is in Engeland een bekende structuur. [A] heeft nooit een akte van de trust gezien. Omdat in belanghebbende geen werkzaamheden zijn verricht is ook nooit naar een trustakte gezocht. Belanghebbende is de beherend vennoot van de CV, dat staat ook zo in het register van de Kamer van Koophandel.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in beroep is in hoger beroep in geschil of belanghebbende terecht in de loonheffing is betrokken in verband met een fictieve dienstbetrekking van [A] bij belanghebbende. Het geschil spitst zich toe op de vragen of belanghebbende in Nederland is gevestigd, of [A] een aanmerkelijk belang heeft in belanghebbende, of belanghebbende werkzaamheden heeft verricht voor belanghebbende.
Dat de rechtbank de naheffingsaanslagen heeft verminderd en de verzuimboetes heeft vernietigd wordt door de inspecteur uiteindelijk niet meer betwist.