Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:918, 15/00726
Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:918, 15/00726
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 maart 2016
- Datum publicatie
- 16 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:918
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2113
- Zaaknummer
- 15/00726
Inhoudsindicatie
WOZ. Waarde per 1 januari 2010. Het Hof is van oordeel dat de gegevens met betrekking tot de verkoop van de woning zelf op 20 november 2012 niet kunnen dienen ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Alsdan is niet in geschil dat de waarde op € 475.000 dient te worden vastgesteld.
Uitspraak
kenmerk 15/00726
1 maart 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: G. Gieben (Previcus Vastgoed te Beugen)
tegen de uitspraak van 20 juli 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/566 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Heiloo, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 november 2013 de waarde van de onroerende zaak Van [a-straat 1] te [Q] (hierna ook: de woning) naar de waardepeildatum 1 januari 2010 vastgesteld op € 490.000 (hierna: de WOZ-waarde), bij een op de voet van artikel 26 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet WOZ) genomen beschikking voor het jaar 2011.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar de beschikking gehandhaafd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 augustus 2015, aangevuld bij brief van 4 september 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.1. De rechtbank heeft in het onderdeel ‘Feiten’ van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“1. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
2. De woning is een vrijstaande woning met aanbouw, garage en berging. De inhoud van de woning is ongeveer 333 m³ inclusief aanbouw en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 580 m².”
2.1.2. Nu partijen in hoger beroep geen grieven hebben aangewend tegen de door de rechtbank vastgestelde grieven, zal het Hof ook van die feiten uitgaan.
2.2.1. Het Hof voegt daar nog de volgende feiten aan toe:
2.2.2. De woning is verkocht voor € 340.000. Na de overdracht hebben de kopers de woning gesloopt en op het perceel een nieuwe woning laten bouwen. Belanghebbende heeft hierover in zijn bezwaarschrift het volgende vermeld:
“Het onderhavige object is op 20 november 2012 verkocht voor € 340.000,-.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. In hoger beroep is het geschil echter ingeperkt tot het volgende:
Primair is in geschil het antwoord op de vraag of de verkoopprijs van de woning kan dienen ter onderbouwing van de WOZ-waarde. Indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, is in geschil of de WOZ-waarde, met het eigen verkoopcijfer in ogenschouw, te hoog is vastgesteld. Indien de eerste vraag ontkennend beantwoord dient te worden, is niet langer in geschil dat in dat geval de WOZ-waarde op € 475.000 dient te worden vastgesteld.