Gerechtshof Amsterdam, 14-02-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1146, 16/00295
Gerechtshof Amsterdam, 14-02-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1146, 16/00295
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 februari 2017
- Datum publicatie
- 12 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1146
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:478
- Zaaknummer
- 16/00295
Inhoudsindicatie
Indeling. Het ingevoerde goed betreft een stof, met een breedte van drie meter, welke dient voor het vervaardigen van plisségordijnen. Anders dan belanghebbende is het Hof van oordeel dat het hier betreft een geconfectioneerd artikel. Het goed kan echter niet, zoals de inspecteur heeft betoogd en de rechtbank hem daarin heeft gevolgd, ingedeeld worden in post GN-code 6303 92 10 (vitrages en gordijnen). Het Hof heeft het onderhavige goed met toepassing van indelingsregel 1 en 6, ingedeeld in GN-code 6307 9098 , als een ‘ander geconfectioneerd artikel’.
Uitspraak
Kenmerk 16/00295
14 februari 2017
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A.P. van Breukelen)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/1428 van de rechtbank Noord-Holland (hierna de rechtbank) van 27 mei 2016 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 augustus 2014 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) gezonden voor een bedrag van € 588,02 aan douanerechten.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 18 februari 2015, de UTB gehandhaafd.
Bij uitspraak van 27 mei 2016 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 7 juli 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij (fax)brief van 6 januari 2017 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende als eiseres en de inspecteur als verweerder wordt aangeduid:
1. Op 13 maart 2014 is op naam van eiseres een aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van een product [Hof: met een douanewaarde van € 8.522] met als goederenomschrijving ‘gebonden textielvlies met een gewicht van meer dan 150 g/m2, bekleed of bedekt, of met inlagen’. De aangegeven GN-code is 5603 14 10 90.
2. De douane heeft het product in het kader van de controle van de aangifte fysiek gecontroleerd en een monster genomen. Het douanelaboratorium heeft het monster van het product onderzocht. In de brief van 8 april 2014 van het douanelaboratorium staat voor zover hier van belang het volgende:
“ (…)
Kenmerk Methode Bevinding
uiterlijk visueel stuk van vouwgordijn, harmonicamodel, twee lagen
soort buitenlaag macroscopisch textielvlies, wit
soort binnenlaag macroscopisch plastic folie, wit
materiaal textielvlies FTIR polyester
gewicht 152 g/m2
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur:
Het monster betreft een stuk stof bestemd voor de vervaardiging van gordijnen, gemaakt van gebonden textielvlies van synthetische vezels.
Post 6303 omvat eveneens stoffen aan het stuk die zodanig geconfectioneerd dat zij kennelijk bestemd zijn om na enige aanvullende bewerking onder deze post bedoelde afgewerkte artikelen te vormen.
GN-code TARIC
ond verd.
Advies goederencode: 6303.9210 00
(…)”
3. De douane heeft de GN-code in de aangifte overeenkomstig het advies van het douanelaboratorium aangepast en de goederenomschrijving gewijzigd in “ander geconfectioneerd artikel”.
4. Op basis van de door partijen verstrekte informatie en het ter zitting getoonde monster kan het ingevoerde product als volgt worden omschreven. Het product is vervaardigd uit een laag textielvlies van polyester en een laag plastic folie, welke lagen met behulp van warmte aan elkaar zijn gelijmd. Het product heeft een gewicht van 152 g/m². Uit de aldus verkregen stukken stof zijn door middel van snijden stroken stof van 5 centimeter bij 3 meter verkregen. De stroken zijn vervolgens in lengterichting gevouwen op een wijze waarbij de uiteinden van de strook tegen elkaar worden gebracht om vervolgens op de gesloten vouwkant van de volgende op dezelfde wijze gevouwen strook te worden gelijmd, waardoor een groter geheel ontstaat dat in uitgetrokken toestand het beeld geeft van (een enkele rij) kokertjes. De hoogte wordt bepaald door het aantal stroken dat op deze wijze op elkaar wordt gelijmd. Het textielvlies geeft het product zijn uiterlijk, terwijl de folie is bedoeld om te verduisteren. Het product is bestemd voor de fabricage van plisségordijnen.
Nu partijen tegen deze feiten geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof van deze feiten uitgaan.
3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij het volgende heeft overwogen:
“Het toepasselijke recht
8. Aantekening 7 op Afdeling XI “Textielstoffen en textielwaren” luidt, voor zover van belang, als volgt:
“7. Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als „geconfectioneerd”:
(…)
f) artikelen die zijn aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins aaneengezet (met uitzondering van stukken van eenzelfde soort textiel, die aan de uiteinden zijn aaneengehecht teneinde een stuk met een grotere lengte te verkrijgen en met uitzondering van stoffen die bestaan uit twee of meer op elkaar gelegde en daarna aaneengestikte lagen textiel, ook indien met een tussenlaag van watten);
(…).”
9. De toelichting IDR op aantekening 7 op Afdeling XI luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Geconfectioneerde artikelen
Overeenkomstig het bepaalde bij Aantekening 7 IDR op deze afdeling, worden voor de toepassing van de hoofdstukken 56 tot en met 63 als geconfectioneerd aangemerkt:
(…)
• artikelen die zijn aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins aaneengezet. Tot de talrijke artikelen die hier bedoeld zijn, behoort kleding. Als geconfectioneerd worden echter niet aangemerkt stukken textiel van dezelfde soort, die met de uiteinden aaneen zijn gehecht en evenmin stoffen die bestaan uit twee of meer op elkaar gelegde lagen textiel. Als geconfectioneerd worden evenmin aangemerkt textielproducten aan het stuk, bestaande uit een of meer lagen textiel, die door stikken of op andere wijze zijn samengevoegd met watten of ander opvulmateriaal;
(…).”
10. Aantekening 8 op afdeling XI luidt:
“Voor de toepassing van de hoofdstukken 50 tot en met 60:
a. a) hebben de hoofdstukken 50 tot en met 55 en 60 en, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, de hoofdstukken 56 tot en met 59 geen betrekking op artikelen die, volgens aantekening 7 hiervoor, als geconfectioneerd zijn aan te merken;
b) de hoofdstukken 50 tot en met 55 en 60 omvatten geen artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 59.”
11. Hoofdstuk 56 luidt:
“Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan.”
12. Aantekening 3 op hoofdstuk 56 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Onder de posten 5602 en 5603 vallen respectievelijk vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of rubber, dan wel met inlagen van deze stoffen, ongeacht de aard van deze stoffen (compact of met celstructuur).
Post 5603 omvat eveneens gebonden textielvlies waarvan het bindmiddel uit kunststof of rubber bestaat.
(…)”
13. De tekst van post 5603 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“5603 Gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen:
– van synthetische of kunstmatige filamenten:
(…)
5603 14 – – met een gewicht van meer dan 150 g/m2:
5603 14 10 – – – bekleed of bedekt
5603 14 90 – – – ander
(…)”
14. De toelichting IDR op post 5603 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Voor zover niet bedoeld bij andere posten in de nomenclatuur met een meer specifieke omschrijving, heeft deze post betrekking op gebonden textielvlies aan het stuk, op lengte gesneden of enkel vierkant of rechthoekig gesneden uit grotere stukken, zonder een verdere bewerking te hebben ondergaan, al dan niet in gevouwen toestand of verpakt aangeboden (bijvoorbeeld opgemaakt voor de verkoop in het klein). Van de hier bedoelde soorten textielvlies kunnen worden genoemd: vellen en vliezen, bestemd voor de vervaardiging van gelaagde kunststofplaten, van wegwerpluiers, van maandverbanden, van beschermende kleding of voering; voor het filtreren van vloeistoffen of lucht, voor gebruik als opvulmateriaal of als isolatiemateriaal, voor het filtreren en afscheiden in wegconstructies en andere openbare werken, als drager voor het vervaardigen van dakbedekking met bitumen, als eerste of tweede rug voor getufte tapijten, enz.; zakdoeken, beddenlinnen, tafellinnen, enz.
(…)”
15. Hoofdstuk 63 luidt:
“Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden”
16. Aantekening 1 en 2 op hoofdstuk 63 luiden als volgt:
“1. Onderdeel I omvat uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel.
2. Onderdeel I omvat niet:
a) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 62;
b) oude kleren en dergelijke, bedoeld bij post 63.09.”
17. De toelichting IDR op hoofdstuk 63 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Dit hoofdstuk omvat:
1. onder de posten 63.01 tot en met 63.07 (onderdeel I), artikelen van textiel, ongeacht de wijze van vervaardiging (weefsel, brei- en haakwerk, vilt, gebonden textielvlies, enz.) die niet zijn begrepen onder posten met een meer specifieke omschrijving van afdeling XI of andere hoofdstukken van de nomenclatuur. Onder geconfectioneerde artikelen worden verstaan artikelen geconfectioneerd in de zin van Aantekening 7 IDR op afdeling XI (zie onderdeel II van de toelichting IDR (algemene opmerkingen) in aant. 1 op Aantekening 7 IDR op afdeling XI).
(…)”
18. De tekst van post 6303 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“6303 Vitrages, gordijnen en rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen:
– van brei- of haakwerk:
(…)
– andere:
(…)
6303 92 – – van synthetische vezels:
6303 92 10 – – – van gebonden textielvlies
6303 92 90 – – – andere
(…)”
19. De toelichting IDR op post 6303 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Deze post omvat:
1. vitrages en gordijnen, die bijvoorbeeld worden gebruikt aan de binnenkant van ramen of voor het afsluiten van een toneel of andere ruimte, enz. Gordijnen kunnen zijn gemaakt zowel van lichte als van zware stoffen;
2. rolgordijnen. Deze zijn min of meer ondoorschijnend en gewoonlijk voorzien van een oprolinrichting met veer (bijvoorbeeld die voor spoorrijtuigen);
3. gordijnvalletjes. Deze bestaan uit een strook stof die bestemd is om aan de bovenzijde van het raam te worden geplaatst en de bovenkant van de gordijnen te bedekken. Bedvalletjes zijn bestemd om ter versiering aan het bed te worden bevestigd.
Deze post omvat eveneens stoffen aan het stuk die zodanig werden geconfectioneerd dat zij kennelijk bestemd zijn om na enige aanvullende bewerking onder deze post bedoelde afgewerkte artikelen te vormen, bijvoorbeeld stoffen aan het stuk waaraan aan een van de zelfkanten een geplooide strook of ruche is genaaid en waaruit door overdwars doorsnijden en zomen afgewerkte gordijnen (afgepaste gordijnen) worden verkregen.
(…)”
20. De tekst van post 6307 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“6307 Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen:
6307 10 – dweilen, vaatdoeken, stofdoeken, poetsdoeken en dergelijke:
6307 10 10 – – van brei- of haakwerk
6307 10 30 – – van gebonden textielvlies
6307 10 90 – – andere
6307 20 00 – zwemgordels en zwemvesten
6307 90 – andere:
6307 90 10 – – van brei- of haakwerk
– – andere:
6307 90 91 – – – van vilt
– – – andere:
6307 90 92 – – – – lakens voor eenmalig gebruik, vervaardigd van producten bedoeld
bij post 5603, van de soort die tijdens operaties wordt gebruikt
6307 90 98 – – – – andere”
21. De toelichting IDR op post 6307 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Deze post omvat de geconfectioneerde artikelen van alle soorten textiel, die niet zijn begrepen onder posten met een meer specifieke omschrijving van afdeling XI of onder andere hoofdstukken van de nomenclatuur.
(…)”
Beoordeling van het geschil
22. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
23. Voorts kan volgens de rechtspraak van het HvJ EU de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie onder meer de arresten van 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Jurispr. Blz I-2121, punt 28, en van 17 maart 2005 Ikegami,
C-467/03, Jurispr. Blz. I-2389).
24. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het ingevoerde product, dat bestaat uit gebonden textielvlies en is voorzien van een deklaag, geen geconfectioneerd artikel betreft, aangezien het product voldoet aan de uitzondering op aantekening 7, onderdeel f, op afdeling XI, en daarom moet worden ingedeeld onder post 5603. Het product bestaat uit stroken stof met een lengte van ongeveer vijf centimeter. Deze stroken stof worden in de lengte gevouwen en vervolgens aan elkaar gelijmd waardoor een langer product ontstaat. In de IDR toelichting op post 5603 staat vermeld dat deze post betrekking heeft op gebonden textielvlies, al dan niet in gevouwen toestand. Het vouwen van stukken textiel heeft volgens eiseres dus geen invloed op de indeling. Gelet op de uitzondering opgenomen in aantekening 7, onderdeel f, op afdeling XI, heeft het aan elkaar lijmen aan de uiteinden van de stroken gevouwen stof, waardoor de lengte van het product toeneemt, evenmin invloed op de indeling. Het lijmen leidt er volgens eiseres niet toe dat het product als geconfectioneerd moet worden aangemerkt. Uit niets blijkt immers dat sprake moet zijn van het lijmen van “platte” stukken stof. Nu geen sprake is van een geconfectioneerd artikel is indeling in hoofdstuk 63, gelet op het gestelde in aantekening 1 op dat hoofdstuk, niet mogelijk, aldus eiseres.
25. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ingevoerde product op grond van aantekening 7, onderdeel f, op afdeling XI, door het vouwen en aaneenlijmen van de stroken als geconfectioneerd moet worden aangemerkt. De uitzondering op deze bepaling is niet van toepassing, omdat de stroken niet aan elkaar zijn gelijmd teneinde een langer product te verkrijgen, maar om het plisségordijn dat ervan wordt vervaardigd in- en uit te kunnen schuiven. Bovendien is geen sprake van lijmen aan de uiteinden, nu de uiteinden van de ene strook niet worden gelijmd aan de uiteinden, maar op het midden van de volgende strook. Ook de wijze van vouwen van het product in de vorm van plooien voldoet niet aan de wijze van vouwen als bedoeld in de toelichting IDR op post 5603. Nu het product moet worden aangemerkt als geconfectioneerd is indeling onder hoofdstuk 56 op grond van aantekening 8 op afdeling XI niet mogelijk, aldus verweerder.
26. Ingevolge aantekening 7, onderdeel f, op afdeling XI worden voor de toepassing op deze afdeling als geconfectioneerd aangemerkt, artikelen die zijn aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins aaneengezet. Uitgezonderd zijn stukken van eenzelfde soort textiel die aan de uiteinden zijn aaneengehecht teneinde een stuk met een grotere lengte te verkrijgen. Op grond van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product zoals hiervoor onder de feiten weergegeven, stelt de rechtbank vast dat het product bestaat uit twee lagen van verschillende aaneengelijmde materialen, te weten het gebonden textielvlies van polyester en de plastic folie. Reeds hierom moet het product gelet op aantekening 7, onderdeel f, op afdeling XI worden aangemerkt als geconfectioneerd. Van een aaneenhechten aan de uiteinden van stukken van eenzelfde soort textiel is in casu dan ook geen sprake, zodat de uitzondering van aantekening 7, onderdeel f, op afdeling XI toepassing mist. Gebonden textielvlies wordt onder post 56.03 ingedeeld, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, dit is echter anders indien het gebonden textielvlies overeenkomstig aantekening 7, onder f, op afdeling XI, is aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins is aaneengezet. Bij deze stand van zaken behoeven de overige geschilpunten ten aanzien van de vraag of sprake is een geconfectioneerd product geen bespreking. Nu sprake is van een geconfectioneerd product als bedoeld in aantekening 7 op afdeling XI, is op grond van aantekening 8 op afdeling XI indeling onder hoofdstuk 56 uitgesloten. Het primaire indelingsstandpunt van eiseres faalt derhalve.
27. Eiseres stelt voorts dat de GN-code die verweerder voorstaat kant en klare artikelen in de vorm van vitrages, gordijnen en rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen, betreft. Het product betreft echter geen artikel in voorwerpsvorm, omdat essentiële onderdelen van een plisségordijn ontbreken. Het product kan daarom niet met toepassing van indelingsregel 2a worden ingedeeld. Ook de IDR toelichting bij post 6303 verzet zich tegen indeling onder deze post. Daar komt bij dat veel handelingen moeten worden verricht om van het textielvlies een plisségordijn te maken.
28. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het product, dat is bestemd voor de fabricage van plisségordijnen, moet worden ingedeeld onder post 6303 92 10, omdat volgens de toelichting IDR op post 6303 deze post ook stoffen aan het stuk omvat die zodanig zijn geconfectioneerd dat zij kennelijk bestemd zijn om na enige aanvullende bewerking onder deze post genoemde afgewerkte artikelen te vormen.
29. De rechtbank is van oordeel dat het product op het moment van invoer reeds de vorm/constructie heeft van het eindproduct, een plisségordijn, en dus kan worden aangemerkt als een artikel in voorwerpsvorm. Niet in geschil is dat het product nog enkele bewerkingen moet ondergaan, zoals het aanbrengen van een onder- en bovenprofiel, koorden en bedieningselementen, doch deze bewerkingen zijn niet van zodanige aard dat niet gezegd kan worden dat het product niet reeds de essentiële kenmerken heeft van het complete of afgewerkte goed. De verschijningsvorm van het product is immers zodanig dat het slechts kan worden gebruikt voor de vervaardiging van een plisségordijn, waarvoor het ingevoerde product ook is bestemd. Dat er verschillende varianten plisségordijnen bestaan waarvoor dit halffabricaat kan worden gebruikt, maakt dit niet anders. Met inachtneming van indelingsregel 2a, van de Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, volgt het product daarom de indeling van het goed in afgewerkte staat.
30. Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat vouwgordijnen niet vermeld staan in post 6303. De opsomming in de tekst van die post is limitatief, zodat het product niet in deze post kan worden ingedeeld. Indien het product niet kan worden ingedeeld onder post 5603 en kwalificeert als een geconfectioneerd goed in de vorm van een niet-afgewerkt plisségordijn staat eiseres indeling voor onder post 6307, als ander geconfectioneerd artikel.
31. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebonden textielvlies aan het product het wezenlijk karakter verleend zodat het product moet worden ingedeeld onder een van de posten van afdeling XI. Post 6303 omvat onder meer vitrages, gordijnen en rolgordijnen. Het product heeft de verschijningsvorm en al de eigenschappen van een gordijn in niet-afgewerkte staat en is daarvoor bovendien bestemd. Het product heeft derhalve de objectieve kenmerken van een gordijn. Het product moet mede gelet op de aard en samenstelling ervan worden ingedeeld onder GN-code 6303 92 10. Dat een plisségordijn anders dan bijvoorbeeld een rolgordijn niet in de tekst van post 6303 is vermeld, maakt dit niet anders. De rechtbank volgt eiseres niet in haar beperkte uitleg van de bewoordingen van deze post. Volgens de toelichting IDR op post 6303 omvat deze post vitrages en gordijnen, die bijvoorbeeld worden gebruikt aan de binnenkant van ramen of voor het afsluiten van een toneel of andere ruimte, enz. Het begrip “gordijnen” in de tekst van de post is derhalve een ruim begrip en er is geen enkele reden waarom plisségordijnen daar niet onder vallen.
32. Post 6307 omvat de geconfectioneerde artikelen van alle soorten textiel, die niet zijn begrepen onder posten met een meer specifieke omschrijving van afdeling XI of onder andere hoofdstukken van de nomenclatuur. Nu het product moet worden ingedeeld onder post 6303 komt de rechtbank niet toe aan indeling onder deze post.
33. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”