Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1242, 16/00345

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1242, 16/00345

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 maart 2017
Datum publicatie
19 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1242
Zaaknummer
16/00345

Inhoudsindicatie

proceskostenvergoeding. Geen bijzondere omstandigheden voor afwijking van forfaitaire vergoeding.

Uitspraak

kenmerk 16/00345

30 maart 2017

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

de Minister van Economische Zaken, de minister,

tegen de uitspraak van 2 april 2013 in de zaak met kenmerk AWB 12/2865 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X BV] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.A. Biermasz

en

de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.

De minister heeft met dagtekening 23 december 2011 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 852.409,76 aan definitieve antidumpingrechten (ADR).

1.2.

Bij brief van 13 januari 2012 heeft de minister de utb ambtshalve verminderd tot een bedrag van € 143.906,97.

1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de minister bij uitspraak, gedagtekend 11 mei

2012, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

De rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de utb vernietigd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 4.500 en de inspecteur gelast het griffierecht van € 310 te vergoeden.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep bij het Hof ingesteld. Het Hof

heeft bij uitspraak van 26 maart 2015 (kenmerk 13/00305) de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld bij de

Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 12 augustus 2016 (nr. 15/02070, hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Voorts heeft de Hoge Raad de staatssecretaris van Financiën gelast het ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 496 te vergoeden en de staatssecretaris van Financiën veroordeelt in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1984 voor beroepsmatig verleende bijstand.

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief van 19 augustus 2016 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. De minister heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 7 september 2016 en belanghebbende bij brief van 14 september 2016.

2.2.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

Het Hof beschouwt de feiten zoals die onder 2.1 tot en met 2.19 in de uitspraak van het Hof van 26 maart 2015 en onder 2.1 in het verwijzingsarrest zijn vermeld als vaststaand.

4 De rechtsoverwegingen in het verwijzingsarrest

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 Beoordeling van het geschil (proceskosten in bezwaar en beroep)

7 Kosten (hoger beroep en verwijzingsprocedure)

8 Beslissing