Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1497, 16/00046
Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1497, 16/00046
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 maart 2017
- Datum publicatie
- 18 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1497
- Zaaknummer
- 16/00046
Inhoudsindicatie
Geen recht op aftrek uitgaven levensonderhoud kinderen.
Zie ook
.Uitspraak
Kenmerk 16/00046
30 maart 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.M.H. Hogervorst),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/2227 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigde: V.D.R.M. van Schijndel, mr. J.H. van Wier)
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekering (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.303 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.063.
Na tegen de hiervoor gemelde aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 3 april 2015, de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 6 januari 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt het bedrag van de door verweerder te vergoeden immateriële schade vast op € 1.000.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 februari 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 26 mei 2016 heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.
Op 23 juni 2016 is van de inspecteur een conclusie van dupliek ingekomen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
Feiten
1. In 2009 was eiseres in dienstbetrekking bij [naam 1] (hierna: de werkgever). In het kader van haar dienstbetrekking heeft de werkgever aan eiseres een auto van het merk [naam 2] met kenteken [kenteken] ter beschikking gesteld.
2. Eiseres heeft in de aangifte ib/pvv voor het jaar 2009 als negatief loon, met omschrijving “ [auto] 34444x24% - 2862 eig.bijdr”, een bedrag van € 5.004 op haar loon in mindering gebracht.
3. Eiseres heeft twee kinderen, [naam 3] en [naam 4] , beide geboren op [geboortedatum] (Hof: verder ook [naam 3] en [naam 4] ). Het kind [naam 3] staat ingeschreven op het woonadres van zijn vader, [naam 5] . Het kind [naam 4] staat ingeschreven op het woonadres van eiseres.
4. In de aangifte ib/pvv voor het jaar 2009 heeft eiseres een totaal aftrekbaar bedrag voor uitgaven voor levensonderhoud kinderen jonger dan 30 jaar aangegeven van € 3.280, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 410 per kwartaal per kind.
5. Bij het opleggen van onderhavige aanslag heeft verweerder het in aftrek gebrachte bedrag aan negatief loon en uitgaven voor levensonderhoud kinderen jonger dan 30 jaar gecorrigeerd.
6. In het tussen eiseres en de heer [naam 5] , gesloten (echtscheidings-)convenant is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“2.1 Kosten levensonderhoud en studie
a. Zodra een kind meerderjarig wordt, worden de kosten van levensonderhoud en studie door partijen naar rato van inkomen verdeeld. (…)
Kinderbijslag en uitkeringen
De kinderbijslag en andere uitkeringen die ten behoeve van een kind worden verleend, worden bijgeschreven op een door de vrouw aan te wijzen rekening. Onder andere uitkeringen wordt mede begrepen een eventuele tegemoetkoming die de man en of vrouw van zijn of haar werkgever, de belastingdienst of de overheid kan ontvangen in de kosten voor kinderopvang.”
7. In het ouderschapsplan, overeengekomen op 25 september 2007, staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Volgens de NIBUD-tabel komen de Eigen Kosten Kinderen bij een netto gezinsinkomen van € 3.797,83 op € 857,44. Partijen komen overeen een bedrag te besteden aan beide kinderen van € 785,=. De inkomens van vader en moeder staan in een verhouding van 40%-60%, waardoor de te betalen bijdrage van de vader, rekening houdend met de uitgevoerde draagkrachtberekening, komt op € 314,= netto per maand, en voor de moeder op € 471,= netto per maand, te storten op een door de moeder aan te wijzen rekening. (…)
Van het hierboven genoemde bedrag zullen de ouders ieder een vast bedrag per maand inhouden voor het dagelijks levensonderhoud van € 150,= netto per maand. Jaarlijks wordt dit bedrag aangepast. De kinderbijslag de alimentatie van beide ouders en eventuele andere uitkeringen t.b.v. de kinderen worden ook op een door de vrouw aan te wijzen rekening gestort. Een keer per jaar wordt door de moeder een overzicht verstrekt over de tot dan toe gedane uitgaven voor de kinderen. Bij tussentijdse tekorten op deze rekening zal overleg plaats vinden tussen partijen. (…)”
8. Tot de dossierstukken behoort een e-mail van [naam 6] van de Sociale Verzekeringsbank Zaanstad, welke, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“In het jaar 2009 was mevrouw [belanghebbende] aanvrager en rechthebbende van de kinderbijslag voor haar 2 zonen. Zij heeft de kinderbijslag uitbetaald gekregen. In ons systeem is te zien dat tót 2009 de kinderbijslag op naam van mevrouw [belanghebbende] is gestort. Vanaf 2009 is dit ten gunste van dhr [naam 5] geweest. Het rekeningnummer moet toen zijn gewijzigd, maar mevrouw [belanghebbende] was nog steeds aanvrager en rechthebbende in 2009 (en de jaren erna). Feit blijft dat het is uitbetaald.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit voegt daaraan toe:
Belanghebbende is op 23 augustus 1985 in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd met [naam 5] (hierna de vader).
Op 31 oktober 2007 is het huwelijk bij uitspraak van de rechtbank Amsterdam ontbonden. In de uitspraak is bepaald dat hetgeen in het ‘Echtscheidingsconvenant’ (zie rechtbankuitspraak onder 6 en hierna onder 2.2.3) en het daartoe behorende aanhangsel (‘het ouderschapsplan’; zie rechtbankuitspraak onder 7 en hierna onder 2.2.4) is geregeld, deel uitmaakt van de voorwaarden waaronder de echtscheiding heeft plaatsgevonden.
In het echtscheidingsconvenant staat, naast hetgeen onder 6 van de rechtbankuitspraak is opgenomen, tevens:
ARTIKEL 1: HET MINDERJARIGE KIND OF KINDEREN
Ouderschapsplan
De ouders hebben een ouderschapsplan gemaakt dat als aanhangsel bij dit convenant is toegevoegd. (…)
In het ouderschapsplan staat, naast hetgeen onder 7 van de rechtbankuitspraak is opgenomen, tevens:
“Verblijfplaats
[naam 4] (…) volgt de woonplaats van zijn moeder en [naam 3] (….) volgt de woonplaats van de vader.
Ouder-kindregeling (omgang)
Ieder jaar wordt aan het begin van het schooljaar een afspraak tussen de ouders gemaakt over de omgang/het verblijf van de kinderen. Er worden afspraken gemaakt over vakanties en feestdagen. De kinderen hebben hierin een grote stem.
Tijdens de zomervakantie worden de vakantieweken gelijk verdeeld over de ouders. In de korte schoolvakanties (van een week en korter) zijn de kinderen bij de moeder en de vader afhankelijk van het weekschema. Mocht dit onverhoopt niet mogelijk zijn dan hebben de ouders hierover overleg.
De kinderen zullen volgens het volgende schema bij de ouders zijn:
Week\Dag |
Maandag |
Dinsdag |
Woensdag |
Donderdag |
Vrijdag |
Zaterdag |
Zondag |
even |
Moeder |
Moeder |
Moeder |
Moeder |
Moeder |
Moeder |
Vader |
oneven |
Vader |
Vader |
Vader |
Vader |
Vader |
Vader |
Moeder |
Verjaardagen.
Bij het vieren van de verjaardag van de kinderen zal het uitgangspunt zijn dat dit gezamenlijk gevierd wordt met beide ouders.
De kinderen zullen bij de wederzijdse families van de ouders de verjaardagen bezoeken. Mochten zich andere feestelijkheden voordoen zoals jubilea, huwelijk of andere gelegenheden dan zullen de kinderen hierbij aanwezig zijn.
Feestdagen.
De beide kerstdagen worden om en om verdeeld bij de ouders. Bij een bezoek op eerste kerstdag van de kinderen bij de vader of moeder wordt nieuwjaarsdag bij dezelfde ouder gevierd. Voor het bezoek op tweede kerstdag bij moeder of vader wordt oudjaarsdag bij dezelfde ouder gevierd. Het jaar erop zal de verdeling van de feestdagen wisselen.”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep in geschil:
-
Is sprake van negatief loon met betrekking tot het privé gebruik van de ter beschikking gestelde auto?
-
Heeft belanghebbende voor [naam 3] en [naam 4] recht op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen als bedoeld in artikel 6.13, lid 1, Wet IB 2001?
-
Heeft belanghebbende recht op immateriële schadevergoeding?
-
Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding?
-
Is het verweerschrift van de inspecteur in hoger beroep tijdig ingediend?
-
Dienen er aan het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaarschrift, naast het toekennen van de immateriële schadevergoeding, nog andere gevolgen te worden verbonden?
-
Is het verdedigingsbeginsel geschonden?
-
Heeft de inspecteur de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
-
Is er sprake van ‘detournement de pouvoir’?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.