Gerechtshof Amsterdam, 28-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1587, 16/00252
Gerechtshof Amsterdam, 28-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1587, 16/00252
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 maart 2017
- Datum publicatie
- 3 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1587
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2016:4053, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/00252
Inhoudsindicatie
Douane. Achteraf afgegeven EUR-1 certificaten die buiten de geldigheidsduur zijn ingediend, kunnen niet worden aanvaard. Belanghebbende voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 22, derde lid, van Bijlage III bij het Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000. Het Hof heeft in zijn oordeelsvorming mede acht geslagen op digitaal gepubliceerde richtlijnen van de Europese Commissie. Inspecteur heeft terecht de gevraagde terugbetaling geweigerd.
Uitspraak
Kenmerk 16/00252
28 maart 2017
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 17 mei 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/1225 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.C. van de Leur
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft bij beschikking van 9 mei 2014 een verzoek van belanghebbende om terugbetaling van een bedrag van € 144.368,79 aan douanerechten afgewezen.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende deels gegrond verklaard, het verzoek voor een bedrag van € 4.815,82 toegewezen en het bezwaar voor het overige afgewezen.
Bij uitspraak van 17 mei 2016 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de onder 1.1 weergegeven beschikking op het verzoek om terugbetaling vernietigd, de uitnodiging tot betaling met een bedrag van € 138.473,19 verminderd en bepaald dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van het vernietigde besluit, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 992 en de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 331 aan belanghebbende te vergoeden.
De inspecteur heeft op 27 juni 2016 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Belanghebbende heeft op 19 september 2016 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiseres heeft in de periode augustus 2011 tot en met september 2012 goederen uit Mexico door middel van een domiciliëringsprocedure geplaatst onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen”. Eiseres heeft ter zake van deze goederen op het moment van de aangiften geen aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief.
2. De goederen betreffen elektrotechnisch materieel of delen daarvan als bedoeld in afdeling XVI van de Gecombineerde Nomenclatuur. Deze goederen zouden worden belast tegen een nul-recht indien bij de aangiften ten invoer op voorgeschreven wijze aanspraak zou zijn gemaakt op toepassing van een preferentieel tarief met preferentiële oorsprong Mexico.
3. Op 5 december 2013 heeft eiseres een verzoek om terugbetaling ingediend op grond van artikel 236 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW). Bij dit verzoek heeft zij EUR-1 certificaten overgelegd en tevens 14 bestanden uit de geautomatiseerde periodieke aangifte (hierna: GPA-bestanden). Eiseres heeft in deze GPA-bestanden 159 nummers van EUR-1 certificaten vermeld.
4. Tot de stukken van het geding behoort een overzicht waarop 149 EUR-1 certificaten staan vermeld. Van de 149 EUR-1 certificaten zijn 128 EUR-1 certificaten achteraf afgegeven.
5. Deze 128 EUR-1 certificaten zijn buiten de geldigheidsduur ingediend bij de douane.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of het verzoek om terugbetaling terecht is afgewezen. In het bijzonder is in geschil of de 128 achteraf afgegeven EUR-1 certificaten, die buiten de geldigheidsduur bij de inspecteur zijn ingediend, kunnen worden aanvaard. Niet in geschil is dat, zo de certificaten kunnen worden aanvaard, belanghebbende recht heeft op een terugbetaling van € 138.473,19.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.