Gerechtshof Amsterdam, 21-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1591, 15/00877
Gerechtshof Amsterdam, 21-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1591, 15/00877
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 maart 2017
- Datum publicatie
- 3 mei 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1591
- Zaaknummer
- 15/00877
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Naheffingsaanslag. Toepassing nultarief niet toegestaan bij intracommunautaire levering van gebruikte (auto)materialen, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de goederen zijn vervoerd naar België. Verwerping beroep op het Besluit van 1 oktober 2002 (DGB2002/4947M), omdat afnemer belanghebbende geen vaste afnemer is en belanghebbende niet beschikt over afhaalverklaring. Verwerping beroep op gelijkheidsbeginsel met betrekking tot niet naheffen bij zustervennootschap belanghebbende, omdat die vennootschap geen verhaalsmogelijkheden bood. In hoger beroep is aan belanghebbende een kopie van het verzoek van de Belgische aan de Nederlandse belastingdienst overgelegd naar aanleiding van beroep van belanghebbende op artikel 8:42 Awb. Vergrijpboete opgelegd van 25%.
Uitspraak
Kenmerk 15/00877
21 maart 2017
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: R. Tangenberg
tegen de uitspraak van 20 november 2015 in de zaak met kenmerk HAA 15/1431 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 4.830. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking een boete van € 1.207 opgelegd en een bedrag van € 170 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.991, de boete verminderd tot € 997 en de belastingrente verminderd tot € 141.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 20 november 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 december 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.
“Feiten
1. Op verzoek van de Belgische autoriteiten is er op 16 september 2014 een boekenonderzoek uitgevoerd bij eiseres. Van dit onderzoek is op 19 september 2014 een controlerapport opgemaakt. In dit controlerapport staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“1 Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht is de ingediende jaaraangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.
Beperking van het onderzoek
Voor de omzetbelasting heeft het onderzoek zich beperkt tot de:
Intracommunautaire levering, hierna ICL
(…)
Intracommunautaire leveringen
In 2013 heeft de BV gebruikte automaterialen, gebruikt gereedschap en elektra materiaal, voor een bedrag van € 23 000, verkocht aan [de afnemer] , hierna de BVBA, te [H] in België.
De onderdelen zijn door de BVBA afgehaald in IJmuiden.
Aangifte
Door de BV is de levering niet op de aangifte omzetbelasting aangegeven. Eveneens is de levering ook niet aangegeven op de verplichte lijst van EU leveringen, het zogenaamde listing.
Nul procenttarief
Op de factuur is geen omzetbelasting in rekening gebracht. Nu het niet gaat om een vrijgestelde levering zou er sprake zijn van toepassing van het 0% tarief.
In deze situatie is er sprake van een afhaaltransactie. Deze transactie is aan strenge voorwaarden gebonden. Degene die aanspraak maakt, in casu de BV, op het zogenaamde 0% tarief dient dit aan te tonen.
Bij deze afhaaltransactie dient onder andere een afhaalverklaring aanwezig te zijn. Deze afhaalverklaring kan alleen gebruikt worden indien er al een jarenlange zakelijke relatie aanwezig is.
In de administratie van de BV ontbrak het volgende:
- Afhaalverklaring
- Uittreksel van de Belgische Kamer van Koophandel inzake de zakelijke status van de BVBA
- Correspondentie, schriftelijk of electronisch, waaruit maar iets zou kunnen blijken dat er regelmatig contact zou zijn geweest.
De enige aanwezige bescheiden waren:
- Factuur van de BV aan de BVBA
- Bankafschrift waaruit de betaling van de BVBA aan de BV blijken
- BTW identiteits check van het BTW nummer van de BVBA
5 Conclusie
Op geen enkele wijze is aangetoond dat de goederen daadwerkelijk het Nederlands grondgebied hebben verlaten. De wel aanwezige bescheiden zijn volstrekt onvoldoende om aanspraak te kunnen maken op het 0% tarief.
De levering zal belast worden met Nederlandse omzetbelasting naar het algemene tarief.
(…)
Vergrijpboete
Over de correctie genoemd onder punt 5 van het controlerapport, ben ik voornemens naast de naheffingsaanslag een vergrijpboete op te leggen. De vergrijpboete bedraagt 25%
Deze vergrijpboete is gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en paragraaf 27 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 2011. Hierna ga ik vervolgens in op de diverse boete en/of boetebedragen.
Vergrijpboeten kunnen alleen worden opgelegd indien er sprake is van grove schuld of opzet.
Met betrekking tot de hierna genoemde correctie(s) ben ik van mening dat er sprake is van grove schuld.
De reden waarom ik van mening ben dat er – met betrekking tot de hiervoor genoemde correctie – sprake is van grove schuld opzet is:
- Belanghebbende heeft absoluut onvoldoende aangetoond dat de goederen daadwerkelijk het grondgebied van Nederland hebben verlaten;
- Belanghebbende heeft onvoldoende activiteiten ondernomen om de identiteit van de afnemer vast te stellen.
- Het alleen vaststellen van het BTW identiteitsnummer door middel van een check is onvoldoende
- Belanghebbende heeft, door zo te handelen de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig omzetbelasting af te dragen.
Daarmee is bewust het risico gelopen om te weinig belasting af te dragen.
(…)”
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe.
Uit de stukken van het geding volgt dat:
- de gemachtigde van belanghebbende tevens bestuurder is van belanghebbende;
- de zusteronderneming van belanghebbende, [de zustervennootschap] , in de maanden februari en maart 2013 ten bedrage van € 60.000 respectievelijk € 48.500 nieuwe en gebruikte auto-onderdelen heeft geleverd aan een Belgische ondernemer (hierna: [de afnemer] );
- overeenkomstig de door belanghebbende aangeleverde bankafschriften blijkt dat [de afnemer] belanghebbende en [de zustervennootschap] heeft betaald voor de aan [de afnemer] geleverde goederen;
- overeenkomstig de door de inspecteur aangeleverde uittreksels van het VAT Information Exchange System blijkt dat [de afnemer] als afnemer van de goederen geen listing heeft ingediend over het tweede, derde en vierde kwartaal 2013 van een intracommunautaire verwerving in België;
- belanghebbende zowel in haar BTW-aangiften als in haar listing over het tweede, derde en vierde kwartaal 2013 geen aangifte of melding heeft gemaakt van een door haar verrichte intracommunautaire levering; en
- belanghebbende bij e-mail van 30 januari 2015 heeft afgezien van haar recht om te worden gehoord.