Gerechtshof Amsterdam, 24-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:165, 16/00435
Gerechtshof Amsterdam, 24-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:165, 16/00435
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 januari 2017
- Datum publicatie
- 1 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:165
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2016:7024
- Zaaknummer
- 16/00435
Inhoudsindicatie
Appellanten zijn opgekomen tegen een overdrachtsvergunning op grond van het Besluit strategische goederen voor de overdracht van militair materieel naar Frankrijk ten behoeve van de Egyptische marine. Met het verlopen van de overdrachtsvergunning op 30 september 2016 ontbreekt het appellanten in hoger beroep aan procesbelang, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard
Uitspraak
kenmerk 16/00435
24 januari 2017
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
Stichting [X],
Vereniging [Y] en
Stichting [Z], tezamen aangeduid als appellanten,
gemachtigde: mr. J. Klaas (Fischer Groep),
tegen de uitspraak van 25 augustus 2016 in de zaak met kenmerk AWB 16/3036 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
appellanten
en
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
Appellanten hebben bij brief van 12 oktober 2015 bezwaar gemaakt tegen een aan een derde verleende vergunning voor de overdracht van militair materieel.
De Minister heeft bij beslissing van 1 juni 2016 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 augustus 2016 het beroep daartegen van appellanten ongegrond verklaard.
Appellanten hebben op 3 oktober 2016 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin appellanten en de Minister telkens zijn aangeduid als ‘eiseressen’ respectievelijk ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Verweerder heeft aan een in Nederland gevestigde onderneming op grond van de artikelen 18 en 21 van het Besluit van 24 juni 2008, houdende regels ten aanzien van de in-, uit- en doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen (hierna: Besluit strategische goederen) een overdrachtsvergunning verleend voor de overdracht van militair materieel naar Frankrijk ten behoeve van de Egyptische marine. Eiseressen hebben tijdig bezwaar gemaakt tegen deze vergunning.”
Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
Het Hof stelt in aanvulling daarop de navolgende feiten vast.
De goederen welke met gebruikmaking van de vergunning van Nederland naar Frankrijk zijn overgebracht, zijn aldaar op een scheepswerf ingebouwd in marineschepen. Deze marineschepen zijn bestemd voor de Egyptische marine.
De Minister heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase niet voor appellanten ter inzage gelegd en heeft deze evenmin in beroep en hoger beroep aan de rechter overgelegd, omdat hij zich op het standpunt stelt dat appellanten geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, zodat aan hen niet het recht van bezwaar toekomt.
Appellanten hebben met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur een geanonimiseerde versie van de bestreden vergunning verkregen, die zij in hoger beroep hebben overgelegd. De bestreden vergunning was geldig tot en met 30 september 2016. De overdracht van het militaire materieel aan Frankrijk was op die datum nog niet voltooid. De Minister heeft daarom op 21 september 2016, na een nieuwe toetsing van de daarvoor geldende voorwaarden, een nieuwe vergunning verleend, die geldig is tot en met 31 oktober 2017. Het verlenen van deze nieuwe vergunning is bekend gemaakt op de website van de Rijksoverheid. Appellanten hebben geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze nieuwe vergunning.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk is verklaard.