Gerechtshof Amsterdam, 10-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:174, 16/00039
Gerechtshof Amsterdam, 10-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:174, 16/00039
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 januari 2017
- Datum publicatie
- 8 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:174
- Zaaknummer
- 16/00039
Inhoudsindicatie
Het Hof acht de kosten die voortvloeien uit een Interest Rate Swap niet aftrekbaar als kosten met betrekking tot de eigen woning.
Uitspraak
kenmerk 16/00039
10 januari 2017
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
De inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 30 december 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/4757 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] te [Z] , gemachtigde: mr. L.A. van Dijk en mr. S.I. Hoogenberg (beiden: RechtStaete vastgoedadvocaten & belastingadviseurs te Amsterdam),
en
de inspecteur.
1 1. Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 5 juli 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.687 (waarin ligt besloten de beschikking van de inspecteur om het verlies uit werk en woning vast te stellen op nihil) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.616.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 10 oktober 2014, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.165 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (negatief) € 17.500 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0, en heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten en hem opgedragen het griffierecht te vergoeden.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 4 februari 2016 en aangevuld bij brief van 29 februari 2016. Namens belanghebbende is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Ter zitting heeft het Hof partijen verzocht nadere inlichtingen te verstrekken. Deze inlichtingen zijn verstrekt bij brief van de inspecteur van 16 december 2016, waarvan een afschrift aan de wederpartij is toegezonden. Na ontvangst van deze brief heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 9 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’:
“1. Eiseres, geboren in 1958, woont ongehuwd samen met de heer [B] , geboren in 1953. Zij hebben bij het doen van aangifte gekozen voor fiscaal partnerschap.
2. In het jaar 2009 woonden zij tot 28 oktober op het adres [adres 1 A] en vanaf deze datum op het adres [adres 2] . De woning [adres 2] behoorde tot 28 oktober 2009 tot de rendementsgrondslag van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van eiseres en haar partner. Tot de rendementsgrondslag van box 3 behoorden verder het gehele jaar 2009 de woningen [adres 1 B] en [adres 3] .
3. Het gehele pand [adres 1A en 1B] was gefinancierd met hypothecaire geldleningen bij F. van Lanschot Bankiers N.V. De totale hypotheekschuld bedroeg € 1.690.541,75, waarvan 53/100 (€ 895.988) toegerekend werd aan de (eigen) woning [adres 1 A] .
Ter zake van het pand [adres 2] waren twee hypothecaire geldleningen afgesloten bij de Postbank , van in totaal € 278.359,30.
Per juli 2008 is de financiering van de panden gewijzigd en zijn de hiervoor genoemde hypothecaire geldleningen afgelost. Ter zake van de financiering van de beide panden is een tweetal hypothecaire geldleningen van in totaal € 2.300.000 aangegaan bij de [naam bank] :
- een aflossingsvrije geldlening ad € 900.000 met een looptijd van 25 jaar;
- een aflossingsvrije geldlening ad € 1.400.000 met een looptijd van 25 jaar.
Op de met de [naam bank] overeengekomen hypothecaire geldleningen (de overeenkomsten worden hierna ook verkort aangeduid als de hypothecaire leningen) is een variabele rente van toepassing, het driemaands Euribor Roll-over tarief. De partner van eiseres heeft aan de [naam bank] op 10 juli 2008 op beide panden hypotheek verleend tot een gezamenlijk bedrag van € 3.000.000, vermeerderd met renten en kosten ad € 1.050.000, derhalve in totaal € 4.050.000. In de hypotheekakte staat geen specificatie per pand of woning vermeld.
4. De partner van eiseres heeft met de [naam bank] diverse financiële overeenkomsten gesloten. Het dossier bevat ter zake onder meer de volgende stukken:
- 30 mei 2008: Overeenkomst Financiële Derivaten.
- 5 juni 2008: financieringsvoorstel ad € 2.400.000 betreffende:
- een aflossingsvrije geldlening ad € 900.000 met een looptijd van 25 jaar, uitsluitend bestemd voor herfinanciering van een box 1 lening van derden;
- een aflossingsvrije geldlening ad € 1.400.000 met een looptijd van 25 jaar, uitsluitend bestemd voor herfinanciering van leningen bij derden en
- een krediet rekening-courant ad € 100.000 voor onbepaalde tijd, uitsluitend bestemd voor de financiering van de bedrijfs- of beroepsuitoefening van de partner van eiseres.
- 18 juni 2008: bevestiging van een Cancellable Swap voor een nominaal bedrag van € 2.300.000, ingangsdatum 1 juli 2008, einddatum 1 juli 2018, vaste rente te betalen door (de partner van) eiseres 4,67% en variabele rente te betalen door de [naam bank] EUR-Euribor-Reuters;
- 17 december 2009: bevestiging van een Cancellable Swap voor een nominaal bedrag van € 1.052.000, ingangsdatum 21 december 2009, einddatum 1 juli 2018, vaste rente te betalen door (de partner van) eiseres 4,67% en door de [naam bank] te betalen variabele rente EUR-Euribor-Reuters;
- 17 december 2009: bevestiging beëindiging per 21 december 2009 van de transactie Cancellable Swap met ingangsdatum 1 juli 2008 en nominaal bedrag van € 2.300.000, waarbij door de [naam bank] € 199.000 te betalen premie aan (de partner van) eiseres in rekening wordt gebracht;
- 29 december 2009: Overeenkomst Financiële Derivaten;
De (opvolgende) Cancellable Swap overeenkomsten worden hierna aangeduid als de renteswapovereenkomst en de op basis daarvan aan de bank verschuldigde rente de swaprente.
5. Op 2 november 2009 is de woning [adres 1 A] verkocht voor € 1.335.000.
Op 23 december 2009 is de hypothecaire geldlening ad € 900.000 geheel afgelost.
Tevens is in december 2009 de oorspronkelijke renteswapovereenkomst aangepast.
Het nominale bedrag is verlaagd van € 2.300.000 naar € 1.052.000.
6. Per 1 januari 2009 bedroeg de eigenwoningschuld in de zin van artikel 3.119a van de Wet IB 2001 € 1.052.040. Op 31 december 2009 bedroeg de eigenwoningschuld € 236.488.
7. De negatieve waarde in het economische verkeer van de renteswapovereenkomst bedroeg per 1 januari 2009 € 245.851 en per 31 december 2009 € 133.576.
8. Eiseres heeft aangifte ib/pvv over het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 147.874 (en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil na persoonsgebonden aftrek). In deze aangifte heeft zij onder meer een negatief saldo inkomsten uit eigen woning van € 188.433 in aanmerking genomen, waaronder swaprente en een deel van de aan de [naam bank] betaalde premie van € 199.000 ter zake van de beëindiging van de renteswapovereenkomst van 1 juli 2008.
9. Verweerder heeft bij de aanslagregeling onder meer de aftrekbare rente en kosten eigen woning gecorrigeerd met € 168.792. Daarbij heeft verweerder in totaal € 24.879 als aftrekbare rente geaccepteerd, te weten de variabele Euribor-rente (€ 24.164 over de periode tot 29 oktober 2009 en € 715 over de periode van 29 oktober 2009 tot 31 december 2009). De in de aangifte afgetrokken swaprente en beëindigingspremie zijn niet geaccepteerd door verweerder. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de waarde in het economische verkeer van de renteswapovereenkomst in aanmerking genomen bij de rendementsgrondslag van box 3.”
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal derhalve ook uitgaan van die feiten en voegt daar nog het volgende aan toe.
In een stuk genoemd ‘Bijlage Verschaffing van Dekking’ van [naam bank] , naar het Hof begrijpt: behorend bij de ‘Overeenkomst Financiële Derivaten’ (als vermeld in onderdeel 4 van de uitspraak van de rechtbank), is onder meer het volgende vermeld:
“2. MTM waarde van TransactiesAan een Transactie die met u wordt afgesloten wordt door de Bank een waarde toegekend volgens de marked-to market- methodiek (de “MTM waarde”). (…)De MTM waarde die een door u verrichte Transactie op een bepaald moment heeft is het bedrag dat, volgens de standaard berekeningsmethoden van de Bank, op dat moment bij beëindiging van die Transactie door u aan de Bank betaald moet worden of door u van de Bank ontvangen wordt om uw positie ten opzichte van de Bank uit hoofde van de desbetreffende Transactie te neutraliseren (…), uitgaande van de marktomstandigheden van dat moment.(…)4. Wat geldt als Dekking?Als Dekking voor uw Mogelijke Financiële Verplichtingen geldt het totaal van de voor u positieve MTM waarden van met u afgesloten Transacties. Verder wordt met u een bedrag afgesproken waarmee het totaal van de voor u negatieve MTM waarden van Transacties, het totaal van de voor u positieve MTM waarden van Transacties mag overschrijden (het “Afgesproken Bedrag”).”
Volgens een op 12 juni 2009 door [B] (en voor toestemming eveneens door belanghebbende) ondertekend Treasury Inventarisatie Formulier bedraagt het onder 2.2.1 vermelde ‘Afgesproken Bedrag’ € 469.000.
In een brief van 5 juni 2013 van [naam medewerker] , Hoofd Treasury Regio Noordwest van [naam bank] , aan [B] is onder meer het volgende vermeld:
“Op uw verzoek stuur ik u hierbij een korte uitleg over hoe de Interest Rate Swap (hierna: ‘renteswap’) zich verhoudt tot uw financiering. (…)De renteswap dient een financiering af te dekken[naam bank] heeft als beleid dat een renteswap bij klanten die volgens de Wet op het financieel toezicht als niet-professioneel zijn geclassificeerd daadwerkelijk aan een lening gekoppeld moet zijn. Als dit niet het geval is, bijvoorbeeld door een vervroegde aflossing op de lening, dan heeft de [naam bank] het recht om de renteswap gedeeltelijk te beëindigen zodat de renteswap en de lening weer gelijk lopen.”
In een brief aan belanghebbende en [B] van 17 december 2013 van drs. [naam medewerker] , Directeur Wholesale van [naam bank] , is onder meer het volgende vermeld:
“In uw brief van 25 september heeft u [naam bank] Haarlem aansprakelijk gesteld vanwege de door u gestelde schade voortvloeiend uit een door u in 2008 bij [naam bank] afgesloten financiering met rente transactie (zijnde een Cancellable Swap welke is afgesloten op 5 juni 2008, met ingangsdatum 1 juli 2008, einddatum 1 juli 2018 en met oorspronkelijke hoofdsom van € 2.300.000,-). De fiscus stelt zich op het standpunt dat de door u betaalde rente onder de rente transactie, voor zover die betrekking heeft op uw eigen woning, niet fiscaal aftrekbaar is in box 1 (althans slechts Euribor + opslag).[naam bank] acht het passend om u een vergoeding te bieden op basis van uw (verwachte) werkelijke nadeel. Bij de berekening daarvan hanteren wij de volgende uitgangspunten.De rente transactie is op 17 december 2009 deels beëindigd. In 2009 heeft u namelijk, bij de verkoop van de woning aan de [adres 1 A] , de door u afgesloten rente transactie gedeeltelijk afgekocht. Het aan uw box 1 lening toe te schrijven deel van de met deze afkoop gepaard gaande afkoopsom bedroeg € 142.869,-. Aangezien u deze kosten niet had gehad als u de woning had verkocht zonder dat u een afzonderlijke rente transactie had, is [naam bank] bereid deze kosten ad € 142.869,- aan u te vergoeden.U geeft tevens aan nadeel te hebben ondervonden van het niet aftrekbaar zijn van het renteverschil tussen de door u te betalen vaste rente welke voortvloeit uit de rente transactie en het rentetarief dat de fiscus als aftrekbare rente beschouwt (Euribor + opslag). Dat begrijpen wij tot aan de verkoop van de woning aan de [adres 1 A] . (…) De fiscus heeft in oktober 2009 uw maximale eigen woningschuld vastgesteld op € 236.488,-.(…) Naar de mening van [naam bank] is er een bij het uitbrengen van de offerte niet voorzienbaar negatief effect van het niet aftrekbaar zijn in box 1 van een deel van de door u te betalen rente over het bedrag van € 236.488,-. Daarnaast is er een positief effect dat u ondervindt van de aftrekbaarheid in box 3 van de negatieve waarde van de rente transactie. Om u toch tegemoet te komen voor een deel van het verschil in de afgelopen jaren en de resterende looptijd van de rente transactie is [naam bank] bereid om het eerder genoemde bedrag ad € 142.869,- af te ronden op € 150.000,-.”
In de brief van de inspecteur van 16 december 2016 is onder meer het volgende vermeld:
“Tijdens de zitting d.d. 7 december 2016 (…) heeft uw Hof vragen gesteld aan belanghebbende en aan de inspecteur. In onderling overleg met de gemachtigde van belanghebbende is besloten één gezamenlijk antwoord aan uw Hof te zenden. Daarom bericht ik u namens beide partijen als volgt.
Uw Hof heeft belanghebbende verzocht een specificatie te verstrekken van de in
bijlage 1.2 van het bezwaarschrift als aftrekbare rente en financieringskosten
opgenomen bedragen. Uit de specificatie moet blijken of wel of niet sprake is van
een dubbeltelling.
Aan de inspecteur is verzocht te verklaren waarom in de uitspraak op bezwaar
uitgegaan wordt van een bedrag van -/- € 193.671 als in de aangifte vermelde
inkomsten uit de eigen woning, terwijl in de door belanghebbende ingezonden
aangifte het bedrag van -/- 194.413 vermeld staat.
Uit de stukken hebben beide partijen het volgende geconcludeerd
- In de op 17 juni 2011 ingediende aangifte is een bedrag van € 193.671
opgenomen als rente en kosten van de eigen woning.
- De inspecteur geeft in zijn brief d.d. 11 juni 2013 aan dat hij de aftrekbare
rente en kosten op basis van de overgelegde stukken berekend heeft op
€ 24.879.
- Eerst in het bezwaarschrift geeft belanghebbende aan dat de rente en kosten
€ 194.413 bedragen. Het in de aangifte opgenomen bedrag ad € 193.671 is
door de toenmalige gemachtigde van belanghebbende gecorrigeerd.
- Het verschil van € 742 tussen € 193.671 en € 194.413 is niet van invloed op
het standpunt van de inspecteur.
- Het bedrag van € 194.413 is opgebouwd uit
- Totale Euribor var. rente € 23.050,65 + € 36.469,06 € 59.520
- Variabele Euribor rente t/m okt € 52.828
- Deel eigen woning € 24.164
- Variabele Euribor rente vanaf nov € 6.692
- Deel eigen woning € 715
- In rekening gebracht[e] boete* € 199.000
- Deel eigen woning € 142.869
- Verschuldigd op swap t/m okt m.b.t. EW € 49.191
- Saldo t/m okt € 49.191 -/- € 24.164 € 25.028
- Verschuldigd op swap vanaf nov m.b.t. EW € 2.351
- Saldo vanaf nov € 2.351 -/- € 715 € 1.637
- Totaal € 194.413
- Het bedrag ad € 142.869 is niet meer in geschil.
- Belanghebbende is van mening dat de aftrekbare rente m.b.t. de EW € 51.544
(€ 24.164 + € 715 + € 25.028 + € 1.637) bedraagt.
- De inspecteur is van mening dat de aftrekbare rente m.b.t. de EW € 24.879
(€ 24.164 + € 715) bedraagt.
- Er is geen sprake van een dubbeltelling. Van de in totaal op de swap
verschuldigde bedragen wordt slechts het saldo in de berekening van het
aftrekbare bedrag betrokken.
- Belanghebbende en de inspecteur hebben onderliggende berekeningen van
bovenstaande opstelling bestudeerd. Over de berekening van bovenstaande
bedragen bestaat tussen partijen geen geschil.
*De inspecteur bestempelt dit als “premie”, belanghebbende als “boeterente”.
Zoals tijdens de zitting door beide partijen is verklaard, wordt ingestemd met het
doen van uitspraak zonder dat een nadere zitting zal plaatsvinden.”
3 3. Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of ter zake van de eigen woning van belanghebbende, naast de (variabele) rente + opslag die verschuldigd is uit hoofde van de (hypothecaire) eigenwoningschuld (onderdeel 3 uitspraak rechtbank), de kosten aftrekbaar zijn ad € 26.665 (= € 25.028 + € 1.637) die in 2009 voortvloeien uit de door belanghebbende met [naam bank] overeengekomen Interest Rate Swap (hierna: IRS; onderdeel 4 uitspraak rechtbank).