Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1782, 16/00166

Gerechtshof Amsterdam, 06-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1782, 16/00166

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 april 2017
Datum publicatie
7 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1782
Formele relaties
Zaaknummer
16/00166
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 5.2

Inhoudsindicatie

De banktegoeden van belanghebbende met uitgekeerde letselschadevergoedingen behoren tot de grondslag voor de heffing bij sparen en beleggen.

Uitspraak

Kenmerk 16/00166

6 april 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/2191 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(gemachtigde: W.H.A. Entrop).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.574 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.968.

1.2.

Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 15 december 2014 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Daarnaast heeft de inspecteur het bezwaar behandeld als verzoek om ambtshalve vermindering en dit verzoek afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de inspecteur om geen ambtshalve vermindering te verlenen. Op 2 april 2015 heeft de inspecteur dit bezwaar van belanghebbende afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 2 februari 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende sprongcassatie in willen stellen bij de Hoge Raad. Het verzoek daartoe is op 4 maart 2016 bij de Hoge Raad ingekomen. Omdat de inspecteur niet met het verzoek heeft ingestemd, heeft de Hoge Raad het verzoek op de voet van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als beroepschrift doorgezonden naar het Hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarbij aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’:

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] . Gedurende het jaar 2013 was eiser ongehuwd.

2. Eiser heeft in het verleden verschillende letselschade uitkeringen ontvangen in verband met verkeersongevallen.

3. Op 1 september 2014 heeft eiser een aangifte ib/pvv 2013 ingediend. In de aangifte is een bedrag van € 93.350 aan bank- en spaartegoeden opgenomen. Dit bedrag behelst mede door eiser ontvangen bedragen aan letselschadevergoedingen.

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen niet zijn bestreden, zal het Hof van deze feiten uitgaan. Het Hof voegt daaraan het volgende toe.

2.3.

De schadevergoedingen als bedoeld onder de door de rechtbank vastgestelde feiten hebben betrekking op alle schade die het gevolg is van verkeersongevallen die in 1988, 1994 en 2001 hebben plaatsgevonden. Deze - van Aegon en Univé in het kader van met belanghebbende gesloten vaststellingsovereenkomsten - ontvangen vergoedingen zullen hierna de Schadevergoedingen worden genoemd.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Zoals ter zitting door belanghebbende is bevestigd, is in hoger beroep uitsluitend in geschil of de rendementsgrondslag - als bedoeld in artikel 5.2, lid 1, Wet IB - op de peildatum (1 januari 2013) mag worden verminderd met - dat deel van de bank- en spaartegoeden dat betrekking heeft op - door belanghebbende ontvangen maar nog niet uitgegeven Schadevergoedingen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing