Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1784, 16/00102 en 17/00232

Gerechtshof Amsterdam, 25-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1784, 16/00102 en 17/00232

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 april 2017
Datum publicatie
7 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1784
Zaaknummer
16/00102 en 17/00232
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 22

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid en hoogte proceskostenvergoeding

Uitspraak

Kenmerken 16/00102 en 17/00232

25 april 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. A. Bakker),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/134 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam , de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. N.M. Kell).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij besluit van 28 februari 2014 middels een ‘Gecombineerde aanslag en kennisgeving waardebeschikkingen’ op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ)

-

de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres 1] in [plaats] voor het kalenderjaar 2014 (peildatum 1 januari 2013) vastgesteld op € 715.000, en

-

de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres 2] in [plaats] voor het kalenderjaar 2014 (peildatum 1 januari 2013) vastgesteld op € 268.500

(verder de WOZ-beschikkingen).

In het document waarin het besluit is bekendgemaakt heeft de heffingsambtenaar tevens aanslagen van lokale heffingen vastgesteld.

1.2.

Na tegen het hiervoor gemelde besluit gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 1 december 2014, het bezwaar van belanghebbende voor wat betreft de waarden van de onroerende zaken ongegrond verklaard en heeft hij enige van de onder 1.1 (slotzin) vermelde aanslagen vernietigd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak, voor zover het de WOZ-beschikkingen betreft, beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 januari 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 45,00 aan eiseres vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.712,00.”

1.4.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 25 februari 2016, en nader aangevuld bij brief van 22 maart 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2017. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. N.M. Kell. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Het Hof stelt de feiten als volgt vast:

2.2.

Bij besluit van 22 september 2015 heeft de heffingsambtenaar de WOZ-beschikkingen vernietigd, omdat de objecten niet correct waren afgebakend. De objecten [adres 1] en [adres 2] (hierna de onroerende zaken) vormen - naar de heffingsambtenaar later is gebleken - voor de WOZ één object.

2.3.

De onroerende zaken liggen beide in de zogenaamde rosse buurt van [plaats] . De onroerende zaak met huisnummer [adres 1] is in gebruik als bordeel; huisnummer [adres 2] is een woning.

2.4.

Tot de gedingstukken behoren onder meer:

Dagtekening

Omschrijving

11 juni 2015

Een door belanghebbende ingebracht taxatierapport van [naam 1] waarin de panden op basis van de Wet WOZ per 1 januari 2013 zijn gewaardeerd.

16 juli 2015

Een nota van [naam 1] inzake de laatstgenoemde taxatie ten bedrage van € 1.500,40; de specificatie luidt:

- Taxatie bedrijfsruimte 16 uur á € 65;

- Taxatie woonruimte 4 uur á € 50.

20 oktober 2015

Een nota van [naam 1] “begeleiding bij de WOZ-procedure (…) Belastingjaar 2014 en 2015” ten bedrage van € 4.900,50; de specificatie luidt:

- Courtage 30 uur a € 135.

2.5.

Op 30 april 2016 heeft de heffingsambtenaar voor het object [adres 1] en [adres 2] een - nieuwe - WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2014 genomen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is primair in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is de hoogte van de door rechtbank toegekende proceskostenvergoeding in geschil. Tot slot meent belanghebbende dat de rechtbank ten onrechte geen - nieuwe - WOZ-beschikking heeft afgegeven en verzoekt hij het Hof een nieuwe WOZ-beschikking te nemen of de heffingsambtenaar op te dragen een dergelijke beschikking te nemen.

De heffingsambtenaar is met de rechtbank van mening dat belanghebbende geen belang heeft bij de onderhavige procedure en sluit zich voor wat betreft de proceskostenveroordeling aan bij de rechtbankuitspraak.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing