Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1788, 16/00214

Gerechtshof Amsterdam, 09-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1788, 16/00214

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 mei 2017
Datum publicatie
2 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1788
Formele relaties
Zaaknummer
16/00214
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 7:3

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Geen recht op vergoeding bezwaarkosten. Het horen van belanghebbende kon achterwege blijven nu de heffingsambtenaar geheel aan belanghebbendes bezwaar tegemoet is gekomen.

Uitspraak

Kenmerk 16/00214

9 mei 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V ., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/6260 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. N.M. Kell).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op 22 juli 2015 om 20:31 uur aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd.

1.2.

Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 5 september 2015, het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten die in het kader van de bezwaarprocedure zijn gemaakt is afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 29 maart 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 mei 2016, en nader aangevuld bij faxbericht van 8 juni 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een rechtspersoon. Op haar naam stond in het kentekenregister een auto, merk [naam] , met het kenteken [kenteken] (hierna: de Auto) ingeschreven. Een namens haar optredende natuurlijke persoon heeft de Auto geparkeerd op de locatie [adres] ter hoogte van nummer [nummer] , een plaats waar ten tijde van het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was. Het Hof zal hierna steeds kortheidshalve spreken over belanghebbende als de persoon die de relevante handelingen verrichtte. Om die reden zal het Hof spreken van “zij” en “haar”, ongeacht het geslacht van de gebruiker van de auto.

2.2.

Belanghebbende heeft bij een parkeerautomaat aangifte van parkeerbelasting gedaan en deze voldaan. Bij het aangifte doen heeft zij een fout gemaakt bij het intoetsen van het kenteken van de auto.

2.3.

De parkeerautomaat gaf een betaalbewijs uit. Belanghebbende heeft het betaalbewijs achter de voorruit van haar auto op het dashboard gelegd.

2.4.

Controle op het tijdig voldoen van de verschuldigde parkeerbelasting vindt plaats door een scanauto, een auto die rondrijdt en foto’s (‘scans’) maakt van de kentekens van geparkeerde voertuigen. De gescande kentekens worden vergeleken met de kentekens van auto’s

1. waarvoor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de Verordening Parkeerbelastingen 2015 II (verder de Verordening) is afgegeven;2. waarvoor de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Verordening is voldaan.

2.5.

Vanwege de door belanghebbende gemaakte fout bij het invoeren van het kenteken, werd haar betaling niet gekoppeld aan de Auto. De heffingsambtenaar dacht dus, dat belanghebbende voor het parkeren van de Auto niet betaald had en een naheffingsaanslag parkeerbelasting was het gevolg.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en een betaalbewijs overgelegd. De heffingsambtenaar heeft toen de naheffingsaanslag vernietigd.

2.7.

Belanghebbende heeft het bezwaarschrift doen verzorgen door een professionele gemachtigde. Zij vraagt in haar bezwaarschrift om een vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens vraagt zij om gehoord te worden. Ten slotte vraagt zij om “op grond van de Wob openbaar te maken alle documenten die zien op de naheffingsaanslag”.

2.8.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende niet gehoord en de door haar gevraagde kostenvergoeding niet gegeven. Het WOB verzoek is, blijkens de uitspraak op bezwaar, “separaat in behandeling is genomen”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op vergoeding van kosten voor het bezwaar ex artikel 7:15 Awb. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, omdat de naheffingsaanslag, zo stelt zij, is herroepen wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, Awb. De heffingsambtenaar beantwoordt de vraag ontkennend. De naheffingsaanslag is een gevolg van een door belanghebbende gemaakte fout; de heffingsambtenaar heeft op geen enkele manier onrechtmatig gehandeld.

3.2.

Bij het beantwoorden van de hoofdvraag komen de volgende punten aan de orde:

-

Mocht de heffingsambtenaar het horen van belanghebbende achterwege laten?

-

Heeft de heffingsambtenaar alle stukken van het geding overgelegd?

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing