Gerechtshof Amsterdam, 08-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2159, 16/00324 t/m 16/00327
Gerechtshof Amsterdam, 08-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2159, 16/00324 t/m 16/00327
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 juni 2017
- Datum publicatie
- 14 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:2159
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2016:5321, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/00324 t/m 16/00327
Inhoudsindicatie
Vpb. HIR. Boekjaarwijziging fiscaal genegeerd nu die gericht is op een incidenteel fiscaal voordeel. Aanslag is daarom niet over een verkeerd tijdvak opgelegd. Herinvesteringsvoornemen niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
kenmerken 16/00324 tot en met 16/00327
8 juni 2017
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. F.H.H. Sijbers (Wladimiroff advocaten) te Den Haag,
tegen de uitspraak van 4 juli 2016 in de zaken met kenmerken HAA 14/4765 tot en met 14/4768 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 31 augustus 2010 voor het jaar 2004 aan belanghebbende een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 32.000.000. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 2.505.131 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.
De inspecteur heeft met dagtekening 30 juni 2009 voor het jaar 2005 aan belanghebbende een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 30.000.000. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 1.769.321 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.
De inspecteur heeft met dagtekening 2 oktober 2010 voor het jaar 2006 aan belanghebbende een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 4.591.366. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 239.216 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast is bij beschikking een verzuimboete van € 567 opgelegd.
De inspecteur heeft met dagtekening 9 oktober 2010 voor het jaar 2007 aan belanghebbende een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 37.000.000. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 1.242.787 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 7 oktober 2014:
- de navorderingsaanslag voor het jaar 2004 verminderd tot een berekend naar een belastbare winst van € 4.830.830 en een belastbaar bedrag van nihil, een verliesverrekeningsbeschikking vastgesteld van € 4.830.830, de heffingsrente verminderd tot € 103 en de boete deels gehandhaafd;
- de aanslag voor het jaar 2005 verminderd tot een berekend naar een belastbare winst van € 16.598.598 en een belastbaar bedrag van nihil, een verliesverrekeningsbeschikking vastgesteld van € 16.598.598, de heffingsrente verminderd tot nihil en de boete deels gehandhaafd;
- de aanslag voor het jaar 2006 verminderd tot een berekend naar een belastbare winst van € 4.591.366 en een belastbaar bedrag van nihil, een verliesverrekeningsbeschikking vastgesteld van € 4.591.366, de heffingsrente verminderd tot nihil en de boete verminderd tot € 113;
- de aanslag voor het jaar 2007 verminderd tot een berekend naar een belastbare winst van € 39.288.049 en een belastbaar bedrag van € 28.308.078, een verliesverrekeningsbeschikking vastgesteld van € 10.979.971, de heffingsrente verminderd tot € 950.770 en de boete deels gehandhaafd;
- een kostenvergoeding van in totaal € 729 toegekend voor de bezwaren tegen de navorderingsaanslag voor het jaar 2004 en de aanslag voor het jaar 2006.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 4 juli 2016:
- het beroep betreffende het jaar 2006 ongegrond verklaard;
- de beroepen betreffende de jaren 2004, 2005 en 2007 gegrond verklaard;
- de uitspraken op bezwaar betreffende de jaren 2004 en 2005 vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarbij] de boetebeschikkingen in stand zijn gebleven;
- de boetebeschikkingen bij de navorderingsaanslag voor het jaar 2004 en de aanslag voor het jaar 2005 vernietigd;
- de uitspraak op bezwaar betreffende het jaar 2007 vernietigd;
- de aanslag voor het jaar 2007 verminderd tot een berekend naar een belastbare winst van € 36.260.809 en een belastbaar bedrag van € 25.280.838, met dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente;
- de beschikking tot verrekening van een verlies van € 10.979.971 met winst van het jaar 2007 gehandhaafd;
- de boetebeschikking bij de aanslag 2007 vernietigd;
- een proceskostenvergoeding van € 992 toegekend;
- de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 328 aan belanghebbende te vergoeden.
Namens belanghebbende heeft mr. F.H.H. Sijbers tegen deze uitspraak op 3 augustus 2016 hoger beroep ingesteld, aangevuld bij brief van 30 augustus 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van de griffier van het Hof van 22 december 2016 zijn partijen uitgenodigd voor de behandeling van het hoger beroep ter zitting van 17 mei 2017.
Bij brief van 10 mei 2017 heeft mr. Sijbers het Hof ervan in kennis gesteld dat hij zich terugtrekt als advocaat-gemachtigde van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur telkens zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld.
“1. Op 28 november 2003 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden waarbij het boekjaar van eiseres (voorheen genaamd [W] B.V. en daarvoor [V] B.V.) aldus is gewijzigd dat het aanvangt op 1 december en eindigt op 30 november. Artikel 17 van de akte van statutenwijziging bepaalt dat het boekjaar dat is aangevangen op 1 januari 2003 eindigt op 30 november 2003.
2. Eiseres is met ingang van 10 november 2004 als moedermaatschappij gevoegd in een fiscale eenheid met [A] B.V. en haar dochtervennootschappen.
3. Op 29 november 2004 heeft wederom een statutenwijzing plaatsgevonden waarbij het boekjaar van eiseres is gewijzigd. Daarbij is bepaald dat het boekjaar dat is aangevangen op 1 december 2003 eindigt op 31 december 2004.
4. Eiseres is voor ieder van de onderhavige jaren uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb. Voor de jaren 2004, 2005 en 2007 heeft eiseres geen aangifte Vpb gedaan binnen de daarvoor gestelde termijnen. Verweerder heeft daarop ambtshalve aanslagen vastgesteld. Voor het jaar 2004 is met dagtekening 31 december 2007 ambtshalve een primitieve aanslag vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 2.000.000. Nadat het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk is verklaard en eiseres daarvan in beroep is gekomen, heeft de rechtbank op 15 februari 2010 deze uitspraak vernietigd en verweerder opgedragen opnieuw uitspraak te doen. Dit is tot op heden niet gebeurd.
5. In de bezwaarfase met betrekking tot de navorderingsaanslag Vpb 2004 en de aanslagen Vpb 2005 en 2007 heeft eiseres alsnog aangiftebiljetten opgesteld. Voor het jaar 2006 heeft eiseres wel aangifte gedaan binnen de daarvoor gestelde termijn. In de aangiftebiljetten zijn onder meer de volgende dotaties aan de herinvesteringsreserve (hierna ook: HIR) opgenomen en is de belastbare winst en het belastbare bedrag als volgt aangegeven:
Dotatie HIR Vrijval HIR Belastbare winst Belastbaar bedrag
2004 € 8.972.789 - -/- € 2.792.607 -/- € 2.792.607
2005 € 26.777.287 € 19.530 -/- € 12.649.159 -/- € 12.649.159
2006 € 18.943.816 - -/- € 19.407.881 -/- € 19.407.881
2007 € 86.784.116 € 64.290.385 € 13.767.078 nihil
De stand van de HIR van [A] B.V. bedroeg per 31 december 2003 € 7.983.821. Het te verrekenen voorvoegingsverlies van [A] B.V. bedroeg direct voorafgaand aan de voeging in fiscale eenheid (10 november 2004) € 36.970.765.
6. Verweerder heeft de opgelegde navorderingsaanslag Vpb 2004 en de aanslagen Vpb 2005, 2006 en 2007 naar aanleiding van het bezwaar verminderd, waarbij hij tot uitgangspunt de belastbare winst (verlies) vermeld op de in de bezwaarfase ingediende (gecorrigeerde) aangiftebiljetten heeft genomen en waarop hij correcties in aanmerking heeft genomen voor de dotaties aan en vrijval van de HIR. Voor het jaar 2004 is verweerder bij de belastbare winst uitgegaan van een (aanvankelijk door eiseres vermeld) verlies van € 4.141.959. Voor het jaar 2006 is verweerder bij het opleggen van de aanslag Vpb uitgegaan van de ingediende aangifte, waarop de dotatie aan de HIR is gecorrigeerd, alsmede een vrijval van de HIR in aanmerking is genomen. Verweerder heeft de volgende correcties op de HIR aangekondigd en vervolgens de aanslagen als volgt vastgesteld dan wel verminderd:
Aangegeven Correctie HIR Belastbare Verlies- Belastbaar
belastbare winst winst verrekening bedrag
2004 - € 4.141.959 € 8.972.789 € 4.830.830 € 4.830.830 nihil
2005 - € 12.649.159 € 26.757.757 € 16.568.598* € 16.568.598 nihil
2006 - € 19.407.881 € 23.900.397** € 4.591.366*** € 4.591.366 nihil
2007 € 13.767.078 € 22.493.731 € 39.288.049 € 10.979.971 € 28.308.078
* Hierin zit ook nog een correctie van € 2.460.000 in verband met een door verweerder niet geaccepteerd verlies ten aanzien van een vordering van eiseres op [B] B.V.
** Bestaat uit de correctie van een dotatie aan de HIR van € 18.943.816 en een vrijval van een deel van de op 31 december 2003 bij [A] B.V. aanwezige HIR ten bedrage van € 4.956.581.
*** Bij aanslagoplegging is voorts een bedrag aan advocaatkosten gecorrigeerd ten bedrage van € 98.850.
7. Het jaarverslag van de directie van eiseres betreffende 2006 (d.d. 11 februari 2009) vermeldt:
“Algemeen
Ook in 2006 bleven de banken, institutionele beleggers en zaken-relaties uiterst voorzichtig met het aangaan van nieuwe overeenkomsten. Met de opbrengsten van de panden werden de hypotheken afgelost en verder gebruikt om de verminderde kredietruimte op te vangen. De [A] doet er alles aan om de verkochte panden door nieuwe investeringen te vervangen, helaas worden belangrijke investeringen nog geblokkeerd door het uitblijven van de financiering.
(…)
Gang van zaken beleggingsportefeuille
In 2006 zijner weer panden afgestoten, vaak met boekwinst. Voor al deze panden is een vervangingsreserve gevormd.
(…)
Verwachte gang van zaken
In 2007 worden nog enkele panden uit de portefeuille verkocht en de opbrengst uit deze verkopen zal gebruikt worden om nieuwe investeringen te plegen. Naar verwachting zal er door de banken meegefinancierd worden. Mocht dat nog niet het geval zijn, dan is dat de hoofdreden dat de vervangingsreserve nog niet benut is. De wettelijke termijn zal dan overschreden worden. Het vervangen van verkochte panden blijft prioriteit nummer 1 en de reeds gevormde vervangingsreserve is dan ook door overmacht niet benut en dient ook na verloop van voornoemde wettelijke termijnen in stand te blijven.”
8. Het jaarverslag van de directie bij de jaarstukken van 2007 (najaar 2009) vermeldt:
“Algemeen
Ook in 2007 bleven banken en institutionele beleggers uiterst voorzichtig met het aangaan van nieuwe overeenkomsten. Met de opbrengst van de verkochte panden werden de hypothecaire geldleningen afgelost en gebruikt om de verminderde kredietruimte op te vangen.
Beleggingsportefeuille
Evenals in 2006 is in 2007 een groot aantal panden verkocht. (...)
Verwachte gang van zaken
Evenals in voorgaande jaren krijgen we nog steeds veel panden aangeboden voor nieuwe beleggingen. Onder dit aanbod ook zeer interessante objecten en mooie o/g portefeuilles.
De mate en snelheid waarin nieuwe investeringen kunnen worden gerealiseerd is op dit moment onzeker omdat de bereidheid van banken om financieringen te verstrekken aan de vennootschap, mede gelet op het huidige economische klimaat, gering is. Hierdoor is het nog onzeker hoeveel op korte termijn kan worden geherinvesteerd. Het blijft de intentie om de verkochte panden te vervangen door nieuwe investeringen, daarom zijn ook de fiscale winsten op de verkochte panden aan de vervangingsreserve toegevoegd. Door dit alles heeft vervanging nog niet plaatsgevonden en is de fiscale termijn van vervanging overschreden. Aangezien door overmacht de vervangingsreserve niet benut is dient deze ook na verloop van de wettelijke termijn in stand te blijven.”
De hiervoor vermelde feiten zijn door partijen op zichzelf niet betwist. Het Hof zal ook van deze feiten uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de navorderingsaanslag voor het jaar 2004 dient te worden vernietigd gelet op de statutenwijziging van 28 november 2003.
Voorts is in geschil of belanghebbende op de van belang zijnde balansdata dotaties aan een herinvesteringsreserve mocht doen. Dit geschilpunt spitst zich toe op de vragen of belanghebbende het vereiste voornemen tot herinvestering had, en of bij de beoordeling daarvan, voor zover het de jaren 2004, 2005 en 2007 betreft, de verzwaarde bewijslast geldt omdat – zoals de inspecteur stelt en belanghebbende betwist – voor (ieder van) die jaren niet de vereiste aangifte is gedaan.
Ook is nog in geschil of de inspecteur terecht een correctie van € 2.460.000 heeft aangebracht op het in de aangifte voor het jaar 2005 opgevoerde verlies op de vordering op [B] .
Geen geschil bestaat meer over de verzuimboetes.