Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2160, 16/00391

Gerechtshof Amsterdam, 30-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2160, 16/00391

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 mei 2017
Datum publicatie
14 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2160
Formele relaties
Zaaknummer
16/00391

Inhoudsindicatie

Douanewaarde. Correctie aangiften na controle achteraf. Douaneschulden niet door verjaring teniet gegaan. Artikel 181bis UCDW mist toepassing in geval van controle achteraf op de voet van artikel 78 CDW. Bewijslast onjuistheid aangegeven transactiewaarde ligt bij de inspecteur. Het onderschrijden van statistische waarden vormt geen bewijs dat de aangegeven transactiewaarden onjuist zijn. De inspecteur voldoet niet aan de op hem rustende bewijslast. De omstandigheid dat de aangegeven transactiewaarden niet controleerbaar zijn vormt geen zelfstandige grond voor correctie van deze waarden.

Uitspraak

Kenmerk 16/00391

30 mei 2017

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

en op het incidenteel hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.A. Biermasz

tegen de uitspraak van 5 augustus 2016 in de zaak met kenmerk HAA 14/4725 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende, met dagtekening 13 januari 2014, een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) met het nummer 8103.59.546/00.7.0235 uitgereikt voor een bedrag van € 93.431,25 aan douanerechten.

1.2.

Het tegen voormelde utb gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 10 oktober 2014 afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 5 augustus 2016 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de utb vernietigd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.732 en de inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 328 te vergoeden.

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, ingekomen bij het Hof op 12 september 2016.

1.5.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld, ingekomen bij het Hof op 26 oktober 2016. De inspecteur heeft op 28 november 2016 een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft in reactie hierop op 20 januari 2017 een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep van belanghebbende naar voren gebracht bij brief van 15 november 2016, ingekomen bij het Hof op 21 november 2016.

1.7.

De inspecteur heeft bij brief van 26 oktober 2016 twee monsters en bijhorende stukken en gegevens overgelegd aan het Hof. Deze monsters zijn genomen bij de verificatie van de in de utb begrepen aangiften [aangiftenummer] (dames broek) en [aangiftenummer] (dames sjaal). De griffie van het Hof heeft belanghebbende hierover bij brief van 7 november 2016 geïnformeerd. Belanghebbende heeft op 28 november 2016 ter griffie de door de inspecteur overgelegde monsters en bijbehorende stukken en gegevens bekeken.

1.8.

De inspecteur heeft bij brief van 5 april 2017 een geanonimiseerde uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland toegezonden (HAA 13/4953 en HAA 13/4954, d.d. 11 november 2016).

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’).

Feiten

1. In de periode 14 januari 2011 tot en met 24 maart 2011 heeft eiseres aangiften gedaan voor de regeling in het vrije verkeer brengen van kleding. Op de aangiften is als koper vermeld [importeur] . Als verkoper is vermeld [naam verkoper] , [naam verkoper] , [naam verkoper] , of [naam verkoper] . De leveringsvoorwaarde is CFR of CIF.

Het betreft de volgende aangiften:

Aangiftenummer Datum aanvaarding

1. [aangiftenummer] , art. 1 14 januari 2011

2. [aangiftenummer] , art. 3 14 januari 2011

3. [aangiftenummer] , art. 4 14 januari 2011

4. [aangiftenummer] , art. 5 14 januari 2011

5. [aangiftenummer] , art. 1 14 januari 2011

6. [aangiftenummer] , art. 1 17 januari 2011

7. [aangiftenummer] , art. 1 26 januari 2011

8. [aangiftenummer] , art. 1 18 februari 2011

9. [aangiftenummer] , art. 2 18 februari 2011

10. [aangiftenummer] , art. 3 18 februari 2011

11. [aangiftenummer] , art. 1 18 februari 2011

12. [aangiftenummer] , art. 1 24 maart 2011

13. [aangiftenummer] , art. 2 24 maart 2011

14. [aangiftenummer] , art. 1 24 maart 2011

15. [aangiftenummer] , art. 2 24 maart 2011

16. [aangiftenummer] , art. 1 24 maart 2011

17. [aangiftenummer] , art. 3 24 maart 2011

18. [aangiftenummer] , art. 4 24 maart 2011

2. Het Landelijk Waardeteam (hierna: LWT) heeft onderzoek gedaan naar de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer die eiseres in 2011 heeft gedaan. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van 10 januari 2014, onderzoeksnummer [onderzoeksnummer] . In dit rapport is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

1 Reikwijdte van de controle

Het onderzoek omvat elf aangiften tot het brengen in het vrije verkeer (hierna: aangiften), die in 2011 namens de importeur [importeur] (hierna: [importeur] ), gevestigd te [plaatsnaam] Portugal, zijn ingediend door [X1] BV, fiscaal nummer [fiscaal nummer] (hierna: [X1] ). Onderzocht is of de in de aangiften, voor de bepaling van de douanewaarde, gebruikte transactieprijs overeenkomt met de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs.

In het kader van het onderzoek is op 22 juli 2011, op grond van de Verordening (EEG) nr. 515/97 van 13 maart 1997 inzake Wederzijdse bijstand tussen douaneadministraties, een verzoek aan de Portugese douaneautoriteiten gezonden. Op 25 februari 2013 is antwoord (brief met kenmerk 2949/Dl/11-UAM) ontvangen van de Portugese douaneadministratie.

(…)

2.2

Goederenassortiment en goederenstromen

Op naam van [importeur] heeft [X1] elf aangiften, voornamelijk textiel, ingediend. Overzichten van de aangiften zijn bij dit rapport gevoegd (bijlage 2). De goederen zijn van oorsprong uit China en volgens de aangiften voornamelijk bestemd voor Frankrijk, Nederland en Portugal.

De goederen zijn vanuit de haven van verzending over zee vervoerd naar de EU en gelost in Rotterdam. Na de inklaring zijn de goederen over de weg vervoerd naar hun bestemming.

(…)

2.5

Aangegeven douanewaarde

Geconstateerd is dat de douanewaarde in de betreffende aangiften is vastgesteld met gebruikmaking van de transactiewaardemethode bedoeld in artikel 29 CDW, juncto artikel 147 Verordening (EEG) nr. 2454/93 Toepassingsverordening CDW (hierna: TVo). Voor de bepaling van de douanewaarde is gebruik gemaakt van een factuur van diverse leveranciers in China aan [importeur] . De leveringsconditie is CIF Rotterdam of CFR.

2.6

Facturen

Bij controle van de bij de aangifte overgelegde bescheiden vallen enkele zaken op. De facturen van de leveranciers [naam verkoper] , [naam verkoper] en [naam verkoper] hebben dezelfde lay-out en dezelfde wijze van nummering, namelijk beginnend met [ABC] gevolgd door een nummer. [naam verkoper] gebruikt ook nog een andere wijze van nummering van de facturen, zijnde bijvoorbeeld H10T0905. Deze wijze van nummering wordt ook gebruikt door de leveranciers [naam verkoper] en [naam verkoper] . Hierbij is het ook opvallend dat de facturen van [naam verkoper] en [naam verkoper] dezelfde spelfout vermelden, namelijk “commericial” in plaats van commercial.

De bij de aangifte overgelegde certificaten van oorsprong vermelden als exporteur [exporteur] on behalf of één de hier bovengenoemde leveranciers. Verdere gegevens worden over dit bedrijf niet vermeld. Wat de rol is van [exporteur] is niet duidelijk. Op het certificaat is wel een verwijzing naar het factuurnummer vermeld.

(…)

3.1

Methode vaststellen douanewaarde

Tijdens het onderzoek bij [X1] is geconstateerd dat de douanewaarde voor de betreffende zendingen is vastgesteld met gebruikmaking van de transactiewaardemethode als bedoeld in artikel 29 CDW, juncto artikel 147 TVo. Als basis voor de aangegeven douanewaarde dienen facturen van verschillende leveranciers, waarin [importeur] als koper is vermeld. Bij controle van de op de facturen vermelde prijzen is geconstateerd, dat de prijzen per stuk alsmede de prijzen per kilogram netto gewicht van de ingevoerde textiel (extreem) laag is. Overzichten van de aangiften zijn bij dit rapport gevoegd (bijlage 2).

Het is niet aannemelijk dat de goederen tegen de in de facturen vermelde prijzen zijn verkocht, omdat uit statistische gegevens blijkt dat de gemiddelde (inkoop)prijs van dergelijke goederen veel hoger is. Hierdoor en mede door de opvallende zaken die in paragraaf 2.6 zijn vermeld, is er gegronde twijfel ontstaan of de aangegeven waarde overeenkomt met de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs.

(…)

Om te controleren of de overgelegde gegevens en bescheiden volledig en juist zijn, heeft het Landelijk Waarde Team een verzoek om wederzijdse bijstand gedaan aan de Portugese douaneautoriteiten om de controle uit te voeren in de administratie van [importeur] . In paragraaf 2.7 zijn de bevindingen van de Portugese autoriteiten vermeld. Het resultaat is dat zij niet in staat zijn geweest om de controle uit te voeren.

Omdat de Douane niet beschikt over de gevraagde informatie en niet in staat is, ook niet op basis van het onderzoek door de Portugese douaneautoriteiten, te verifiëren of de in de aangifte ten invoer vermelde douanewaarde juist en volledig is aangegeven, kunnen de voor de bepaling van de douanewaarde gebruikte facturen niet dienen als basis voor de douanewaarde.

(…)

De douanewaarde is conform artikel 31, lid 1, CDW vastgesteld op basis van gemiddelde waarden die in de Gemeenschap bekend zijn van soortgelijke goederen die in het vrije verkeer van de Gemeenschap zijn gebracht. Hiertoe is gebruik gemaakt van een referentielijst met richtwaarden, per goederencode en per land van oorsprong.

3.2

Referentielijst

De referentielijst is samengesteld uit zes bronnen, zijnde gegevens uit:

- het Nederlandse Douane Sagitta Invoer-systeem (DSI) 2008/2009;

- het Nederlandse DSI 2010;

- de vergelijkbare Duitse invoerdatabank (aangeduid als Zora) 2009;

- de Duitse Zora 2010;

- CBS gegevens 2009;

- CBS gegevens 2010.

(…)”

3. Tot de stukken van het geding behoort een e-mail van 13 januari 2014 om 09:01 uur van E.W. de Ruiter (werkzaam bij verweerder) aan de Douane Drr CIO. In deze e-mail is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Zoals vorige week vrijdag met Peter besproken hierbij de gegevens van de UTB voor [X1] . Omdat morgen de eerste aangiften verlopen, gaarne SPOED en vandaag de deur uit

(…)”

4. Tot de stukken van het geding behoort tevens een e-mail van 13 januari 2014 om 14:45 uur van P.B. de Man (werkzaam bij verweerder) aan E.W. de Ruiter. In deze e-mail is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Ter info.

[aanduiding] UTB [X1] .doc

(…)”

5. Tot de stukken van het geding behoort voorts een e-mail van 30 september 2014 om 13:33 uur van P.B. de Man aan L. van der Spoel (werkzaam bij verweerder). In deze e-mail is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

De UTB is op maandag 13 januari ingebracht in douane-applicatie Douane Fraude Bestrijding (DFB) gezet/opgevoerd.

Tevens is het op dat moment het aanslagbeschikkingsnummer gegenereerd door Apeldoorn’ en vastgelegd in het DFB-systeem.

Daarmee is de UTB vastgelegd voor de Douane, met als datum maandag 13 januari 2014.

(…)

De UTB is dezelfde middag nog - ruim vóór 16:00 uur - door mij bij de postkamer op de 2e etage gebracht.

Dat betekent dat de UTB nog dezelfde dag is uitgegaan daar post voor 16:30 uur bij de postkamer aangebracht die dag weggaat.

(…)”

6. Op de onder 5 genoemde e-mail is de volgende aantekening gemaakt:

“1/10 nagetrokken bij postkantoor (Monique). Alles wat vóór 16.30 u. op postkamer is, gaat nog diezelfde dag weg. TNT haalt alles rond 17.00 op. Postkamer is dan leeg. Volgende dag begint ‘leeg’. Leo”

7. Tot de stukken van het geding behoort voorts een uitdraai uit de douane-applicatie Douane Fraude Bestrijding (DFB) die – voor zover van belang – inhoudt:

“(…)

Nummer onregelmatigheid [aanduiding] Registratiedatum: 13-01-2014

(…)

Toelichting controle: [onderzoeksnummer]

(…)”

(…)”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de bestreden utb terecht aan belanghebbende is uitgereikt. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of de zaak voorafgaand aan het opleggen van de utb een andere afloop had kunnen hebben als de inspecteur niet het verdedigingsbeginsel had geschonden. Ook houdt partijen verdeeld of de inspecteur terecht de door belanghebbende in haar aangiften vermelde douanewaarden heeft verhoogd.

3.2.

In incidenteel hoger beroep is tussen partijen in geschil of de driejaarstermijn van artikel 221, lid 3, van het CDW is verstreken ten aanzien van de aangiften die zijn aanvaard op 14 en 17 januari 2011.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Wettelijk kader

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten en griffierecht

7 Beslissing