Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2555, 15/00731

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2555, 15/00731

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 juni 2017
Datum publicatie
5 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2555
Zaaknummer
15/00731

Inhoudsindicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Verblijf in het buitenland en psychische toestand belanghebbende pardonneert termijnoverschrijding niet.

Uitspraak

kenmerk 15/00731

27 juni 2017

uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,gemachtigde: [A] te [Z]

tegen de uitspraak van 10 juli 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/3820 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 21 november 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.923. Gelijktijdig is € 463 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 4 augustus 2014, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 10 juli 2015 gegrond verklaard; tevens is de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.677, met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 september 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het hogerberoepschrift is aangevuld bij een (ongedateerd) nader stuk, met bijlagen, ingekomen bij het Hof op 22 december 2015 en een nader stuk, ingekomen bij het Hof op 28 december 2015.

1.6.

Bij brief van 27 maart 2017 heeft gemachtigde verzocht om verdaging van de zitting. Dit verzoek is bij afweging van de door gemachtigde aangevoerde gronden tegen het belang van een voortvarende behandeling van de zaak bij brief van het Hof van 7 april 2017 afgewezen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 1 en 2 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser(es)’, de inspecteur wordt door de rechtbank aangeduid als ‘verweerder’.

“1. Eiseres is geboren op 29 augustus 1952.

2. Eiseres lijdt aan een ernstige rugaandoening en ondervindt hiervan veel pijn.”

Het Hof zal uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde feiten en voegt daar nog het volgende aan toe.

2.2.

De uitspraak van de rechtbank is blijkens een daartoe op pag. 7 van de uitspraak geplaatste stempel op 10 juli 2015 naar partijen verzonden.

2.3.

Het hogerberoepschrift is gedagtekend 28 augustus 2015 en, blijkens een daarop door de administratie van het Hof geplaatste stempel, bij het Hof ingekomen op 3 september 2015.

2.4.

In het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 23 juni 2015 is onder meer het volgende vermeld:

“Aanwezig:eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde [[A](…)De rechtbank sluit het onderzoek ter zitting en deelt mee dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.”

3 3. Geschil in hoger beroep

In geschil is primair de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in haar hoger beroep.Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord zijn evenals bij de rechtbank de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten en de aanwezigheid van een bron van inkomen in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 Beslissing