Gerechtshof Amsterdam, 20-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2605, 16/00224
Gerechtshof Amsterdam, 20-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2605, 16/00224
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 juli 2017
- Datum publicatie
- 27 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:2605
- Zaaknummer
- 16/00224
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van belanghebbende stil stond in een parkeervak op de locatie. Op de door de heffingsambtenaar ingebrachte foto’s van de stilstaande auto is te zien is dat de auto leeg is, de portieren zijn gesloten en er geen activiteiten zijn waar te nemen. Het Hof is van oordeel dat van belanghebbende, die zich erop beroept dat sprake is geweest van onmiddellijk laden en lossen, op zijn minst kan worden gevergd dat hij nader concretiseert wat de redengevende feiten en omstandigheden waren die tot deze conclusie nopen. Dat heeft hij niet gedaan. Gelet hierop moet het ervoor gehouden worden dat de auto op het genoemde tijdstip geparkeerd stond. Verder zijn de voorschriften betreffende het horen niet geschonden.
Uitspraak
Kenmerk 16/00224
20 juni 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] belanghebbende,
(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer),
tegen de uitspraak van 7 april 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/5534 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, de heffingsambtenaar,
(gemachtigden: mr. A.R. Bissessur en T. Koycuerin).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 27 juni 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 25 november 2015 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 7 april 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 mei 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2017. Ter zitting zijn namens de heffingsambtenaar verschenen mr. A.R. Bissessur en T. Koycuerin voornoemd. Van de zijde van belanghebbende is, met bericht, niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:
Op 27 juni 2015, tijdstip 15:50 uur, heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van belanghebbende, met kenteken [nummer kenteken], stil stond in een parkeervak in de Wilhelmina Druckerstraat te Zaanstad (hierna: de locatie). Omdat er geen parkeerbelasting was voldaan heeft de parkeercontroleur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Op de locatie was ten tijde van het parkeren parkeerbelasting verschuldigd.
Belanghebbende is gehoord. Het hoorgesprek heeft telefonisch plaatsgevonden op 24 november 2015. Belanghebbende heeft in dat gesprek aangegeven dat sprake was van het laden en lossen van goederen.
Bij brief van 25 november 2015 heeft de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar gedaan. De uitspraak van bezwaar luidt, voor zover van belang als volgt:
“In het gesprek [Hof: het hoorgesprek] heeft u aangevoerd dat er sprake was (van) het laden en lossen van goederen. U geeft aan dat er uit de zaakstukken niets blijkt (..) dat genoemd argument weerlegt.
Hierbij is besproken dat bij navraag aan de medewerker van de afdeling Straattoezicht is gebleken dat tijdens de controle van de geparkeerde auto’s op genoemde locatie en de directe omgeving geen laad- of losactiviteiten bij uw auto zijn waargenomen. Ook ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag waarbij foto’s gemaakt worden zijn geen laad- of losactiviteiten waargenomen.”
Tot de bijlagen die de heffingsambtenaar bij zijn verweerschrift van 15 januari 2016 aan de rechtbank heeft gezonden behoort een afschrift van een door de parkeercontroleur opgestelde schriftelijk verklaring. De (handgeschreven) verklaring, die is gedagtekend 14 september 2015, heeft de volgende inhoud:
“Tijdens mijn werkzaamheden heb ik geconstateerd dat niemand bij (de) auto stond
géén knipperlichten,
deuren waren op slot
mevrouw stond gewoon geparkeerd
heb niemand zien laden en lossen
Ik was minstens 3 a 4 min werkzaam geweest in (de) straat
mvg G. Salim”
Daarnaast behoort tot de bijlagen van het verweerschrift in eerste aanleg een afschrift uit de digitale systemen van parkeerbeheer van de gemeente Zaanstad, met het opschrift ‘brondocument’, en foto’s van de auto van belanghebbende ten tijde van de constatering.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of hier sprake is geweest van laden en lossen, zodat heffing van parkeerbelasting achterwege dient te blijven. Verder is nog in geschil of de heffingsambtenaar de voorschriften met betrekking tot de hoorplicht heeft geschonden en, indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, welke consequenties hieraan verbonden moeten worden.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting van het Hof is toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.