Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3035, 16/00351, 16/00352

Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3035, 16/00351, 16/00352

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 juni 2017
Datum publicatie
2 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:3035
Zaaknummer
16/00351, 16/00352

Inhoudsindicatie

Bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd is ingediend. Via artikel 9.6 Wet IB 2001 en 7:1a Awb (prorogatie) komt het Hof evenals de rechtbank wel tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil; zonder onderbouwing die ontbreekt maakt belanghebbende de door hem verzochte aftrek specifieke zorgkosten en giftenaftrek niet aannemelijk

Uitspraak

kenmerken 16/00351 en 16/00352

20 juni 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 7 juli 2016 in de zaken met kenmerken HAA 15/4741 en 16/943 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 2 mei 2015 voor het jaar 2012 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.874.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 mei 2015 voor het jaar 2013 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.913.

1.2.1.

De inspecteur heeft bij uitspraak van 11 januari 2016 het bezwaar tegen de onder 1.1.1 vermelde aanslag niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft het bezwaar voorts aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering als bedoeld in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en dat verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen.

1.2.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 25 september 2015 het bezwaar tegen de onder 1.1.2 vermelde aanslag ongegrond verklaard.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 7 juli 2016 (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep dat ziet op het jaar 2012 ongegrond;

- verklaart het beroep dat ziet op het jaar 2013 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende 2013 en bepaalt dat deze uitspraak

in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- handhaaft de belastingaanslag over 2013;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 9,40 en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 augustus 2016. Van belanghebbende is – na een door hem daartoe ingediend verzoek wegens betalingsonmacht – geen griffierecht geheven voor het ingestelde hoger beroep. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 24 mei 2017 een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is geboren in 1965 en ongehuwd. Hij is dakloos en heeft een postadres bij de gemeente.

2. Eiser heeft aangifte over 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.173. In deze aangifte heeft eiser onder meer loon uit vroegere dienstbetrekking van € 12.723 aangegeven, aftrekbare schulden van € 4.300 opgenomen, een giftenaftrek van € 950 in aanmerking genomen, een restant persoonsgebonden aftrek van € 2.600 vermeld, een levensloopverlofkorting van € 200 opgenomen en een vrijstelling maatschappelijke beleggingen van € 270 en een vrijstelling beleggingen durfkapitaal en culturele beleggingen van € 140 toegepast. Een aftrek specifieke zorgkosten is niet in de aangifte opgenomen.

3. Verweerder heeft bij brief van 21 december 2015 om nadere informatie met betrekking tot de aangifte 2012 gevraagd. Hierop is geen reactie gekomen.

2. Eiser heeft aangifte over 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.466. In deze aangifte heeft eiser onder meer loon uit vroegere dienstbetrekking van € 11.913 aangegeven, een bedrag van € 647 aan specifieke zorgkosten in aftrek gebracht en een giftenaftrek van € 820 vermeld.

3. Verweerder heeft bij brief van 30 augustus 2014 verzocht om nadere informatie met betrekking tot de aangifte 2013. Hierop is geen reactie gekomen.

4. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag 2012 de giftenaftrek niet toegestaan.

Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag [2012] de inkomsten uit vroegere dienstbetrekking verhoogd met € 151 tot € 12.874. Voorts zijn daarbij de aftrek specifieke zorgkosten, de giftenaftrek, de aftrek schulden, de toepassing van de restant persoonsgebonden aftrek en de vrijstelling beleggingen geheel gecorrigeerd.

5. Verweerder heeft met betrekking tot de bezwaarprocedure tegen de aanslag 2013 eiser bij brief van 16 september 2015 uitgenodigd voor een hoorgesprek op 24 september 2015.

6. Tot de dossierstukken behoort een Overzicht Fiscale Loongegevens 2012 ten name van eiser. Hierop staan de volgende gegevens vermeld:

Naam inhoudingsplichtige tijdvak loonheffing loon

[Uitkeringsinstantie] 01-05 t/m 31-05 50 151

[Uitkering DWI] 01-01 t/m 31-12 2.264 12.723 ”

2.2.

Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt Hof nog de volgende feiten toe, welke het ontleent aan de in eerste aanleg overgelegde gedingstukken.

2.3.

In een door de inspecteur overgelegde computeruitdraai (schermprint) van de bij de Belastingdienst geregistreerde gegevens omtrent de opgelegde aanslag IB/PVV 2012 is vermeld dat aan belanghebbende ter zake van deze aanslag een betalingsherinnering en een aanmaning zijn verzonden, en vervolgens met dagtekening 29 juli 2015 aan belanghebbende een dwangbevel is betekend.

2.4.

In zijn bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2012, dat is gedagtekend 1 september 2015 en dat door de inspecteur op 2 september 2015 is ontvangen, heeft belanghebbende onder meer het volgende geschreven:

“Bezwaar tegen de aan bevoegde besluit van de belastingdienst van 29 juli 2015 aanslagnummer (…). Besluit van 2 mei 2015 is door me niet ontvangen. Daarom beschouw ik besluit van 29 juli 2015 is het besluit en hier is mijn bezwaar er tegen.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslagen niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Voor het jaar 2012 is tevens in geschil of de inspecteur het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing