Gerechtshof Amsterdam, 24-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:321, 15/00853
Gerechtshof Amsterdam, 24-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:321, 15/00853
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 januari 2017
- Datum publicatie
- 29 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:321
- Zaaknummer
- 15/00853
Inhoudsindicatie
De bijstandsuitkering om niet die aan belanghebbende is verstrekt, is ten onrechte in de belastingheffing betrokken.
Uitspraak
Kenmerk 15/00853
24 januari 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/2079 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 3 mei 2014 voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.549.
Na tegen de hiervoor gemelde aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 1 april 2015, belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en het voorts als verzoek om ambtshalve vermindering aangemerkte bezwaar op de voet van artikel 9.6, derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de op de voet van artikel 9.6, derde lid, van de Wet genomen beschikking rechtstreeks beroep ingesteld. Ter zitting hebben partijen tegenover de rechtbank verklaard dat het beroep is ingesteld op de voet van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (prorogatie). Bij uitspraak van 2 november 2015 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 14.465;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 december 2015, en nader aangevuld bij brief van 8 januari 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Op 27 juni 2016 en 4 juli 2016 zijn van de inspecteur nadere stukken ingekomen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2016. Belanghebbende is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen mevrouw V.D.R.M. van Schijndel en de heer X. Verberkmoes.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Tussen partijen zijn de volgende feiten niet in geschil.
Belanghebbende ontving van de gemeente Heemstede (hierna: de Gemeente) met ingang van 1 januari 2011 een bijstandsuitkering op grond van artikel 10 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). De uitkering werd toegekend in de vorm van een renteloze lening. De uitkering werd aanvankelijk toegekend voor een periode van 6 maanden, te weten van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 (besluit van de Gemeente gedagtekend 14 januari 2011).
Belanghebbende heeft het door haar uitgeoefende bedrijf beëindigd per 1 april 2011. De Gemeente heeft daarom haar Bbz-uitkering met ingang van die datum beëindigd. Tegelijkertijd heeft de Gemeente haar, eveneens met ingang van die datum, een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en bijstand WWB. Voor het onderhavige jaar (2013) bedroeg de WWB-uitkering € 14.465.
Gedagtekend 3 december 2012 zond de Gemeente aan belanghebbende een brief met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud.
“U hebt een uitkering ontvangen over de periode 1januari 2011 tot en met 31
maart 2011 op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz).
Deze uitkering is verstrekt als een lening. Naar aanleiding van de door u
ingeleverde gegevens is de uitkering definitief vastgesteld.
Bijstand om niet
Bijstand om niet is mogelijk indien het netto inkomen over de bijstandsperiode
van 1januari 2011 tot en met 31 maart 2011 lager is dan de in diezelfde
periode geldende bijstandsnorm.
Omdat uw netto inkomen lager is dan uw bijstandsnorm, is bijstand om niet
voor u van toepassing voor het verschil tussen de bijstandsnorm en het
inkomen. Een bedrag van € 1.313,25 wordt derhalve om niet verstrekt.
1 januari 2011 tot en met 31 maart 2011
Bijstandsnorm € 2.759,10
Minus: netto inkomen uit bedrijf € 1.445,85-
Verschil € 1.313,25
Minus: verstrekte voorschotten € 2.364,96-
Teveel ontvangen € 1.051,71
Besluit
Wij hebben besloten een bedrag van € 1.051,71 van u terug te vorderen op
grond van artikel 12 lid 2 sub cjo artikel 44 lid 1 Bbz. Reden hiervoor is dat u
teveel uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen over de periode 1
januari 2011 tot en met 31 maart 2011.
Aflossing
Het aflossingsbedrag is vastgesteld op € 56,15 per maand. Dit bedrag wordt
direct met uw uitkering verrekend (artikel 60 lid 3 WWB).
(….)
Bezwaar
Bent u het niet eens met het besluit? Dan kunt u een gemotiveerd
bezwaarschrift sturen naar (…).”
Belanghebbende heeft van het door de Gemeente teruggevorderde bedrag twee termijnen afgelost. Het restant ad € 939,41 werd door de Gemeente op 8 februari 2013 buiten invordering gesteld. Dit bedrag is niet in de belastingheffing betrokken.
De Gemeente heeft (bij wege van het UWV) aan de inspecteur de volgende loongegevens over het onderhavige jaar verstrekt.
Belastingjaar 2013
Naam inhoudingsplichtige |
Tijdvak |
Loonheffing |
Loon |
Gemeente Heemstede |
01-01 t/m 31-12 |
3.352 |
14.465 |
Gemeente Heemstede |
01-01 t/m 31-12 |
772 |
2.084 |
Het in de onderste rij genoemde bedrag aan ‘Loon’ betreft het bedrag aan Bbz dat in de brief van 3 december 2012 door de Gemeente als bijstand om niet aan belanghebbende werd toegekend. Het in die brief genoemde netto bedrag ad € 1.313,25 is gebruteerd met een bedrag aan loonheffing van € 772, aldus opleverende het bruto bedrag van € 2.084.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de inspecteur terecht het in 2.7 genoemde - gebruteerde - bedrag (de bijstand om niet) van € 2.084 in de belastingheffing over 2013 heeft betrokken. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur stelt dat zijn uitspraak op bezwaar correct was. Hij concludeert daarom tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep en ongegrondverklaring van belanghebbendes beroep bij de rechtbank.