Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3878, 16/00126

Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3878, 16/00126

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 september 2017
Datum publicatie
11 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:3878
Zaaknummer
16/00126

Inhoudsindicatie

WOZ. Heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat waarde niet te hoog is vastgesteld. Het door belanghebbende ingebrachte rapport kan niet dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning.

Uitspraak

kenmerk 16/00126

28 september 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: P.J.M. van Diepen (DataFocus)

tegen de uitspraak van 15 februari 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/309 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Langedijk, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende

zaken (hierna: Wet WOZ) bij beschikking met dagtekening 28 februari 2014 de waarde per waardepeildatum 1 januari 2013 van de onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning) voor het jaar 2014 vastgesteld op € 175.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2014 bekend gemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar met dagtekening 3 december 2014 de vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 maart 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 7 augustus 2017 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’.

“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.

De woning is een rijwoning met berging. De inhoud van de woning is ongeveer 338 m³ (inclusief uitbouwen) en de oppervlakte van het perceel is 143 m².”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de WOZ-waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2013.

3.2.

Belanghebbende bepleit een waarde van € 161.941. De heffingsambtenaar stelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding en hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing