Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3994, 17/00043, 17/00044

Gerechtshof Amsterdam, 27-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3994, 17/00043, 17/00044

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 juli 2017
Datum publicatie
4 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:3994
Formele relaties
Zaaknummer
17/00043, 17/00044

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; bron van inkomen; met zijn in de jaren 2011 en 2012 als arts-acupuncturist verrichte activiteiten kon belanghebbende gelet op de gedurende reeks van jaren geleden verliezen redelijkerwijs geen voordeel verwachten

Uitspraak

kenmerken 17/00043 en 17/00044

27 juli 2017

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. P.C.J. Griep (Griepfiscalisten te Breda)

tegen de uitspraak van 16 december 2016 in de zaken met kenmerken HAA 16/1155 en HAA 16/1156 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 6 juni 2015 voor het jaar 2011 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.941. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen € 110 heffingsrente in rekening gebracht en is een verzuimboete opgelegd van € 226, welke boete op 25 juni 2015 ambtshalve is verminderd tot € 49.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 19 juni 2015 voor het jaar 2012 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 124.236. Bij afzonderlijke beschikking is € 868 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar tegen de hiervoor vermelde aanslagen bij uitspraak van 12 februari 2016 afgewezen.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 16 december 2016 het beroep daartegen van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 januari 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk d.d. 15 juni 2017 ingediend. Het nader stuk is in kopie aan de wederpartij verzonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– voor zover in hoger beroep relevant, de navolgende feiten vastgesteld:

“ 1. Eiser is geboren op 26 december 1946 en woont thans in [Z].

2. Eiser is erkend arts-acupuncturist en is gespecialiseerd in de neuro-acupunctuur. Hij is bekend met neurologie en heeft onder andere gewerkt op de afdeling neurologie van een ziekenhuis.

3. Eiser is in 2010 gestart met zijn activiteiten onder de naam [A]. De activiteiten vinden plaats in [Y] en bestaan uit de exploitatie van een acupunctuurpraktijk, het geven van revalidatiegym en de kleinschalige exploitatie van een garagebedrijf voor kansarme, minder bedeelde leerlingen.

4. Eiser is per 1 juli 2010 in het systeem van de belastingdienst opgenomen als exploitant van een eenmanszaak en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Vanaf de start van de activiteiten doet eiser aangifte omzetbelasting. Eiser heeft geen personeel.

5. Voor zijn activiteiten huurt eiser met ingang van 1 juli 2010 een bedrijfsruimte in [Y]. De huur bedroeg aanvankelijk € 26.977 exclusief btw per jaar. Met ingang van 1 juli 2015 is de huur verlaagd naar € 17.000 per jaar.

6. Eiser heeft bij de overname van het huurcontract € 12.000 aan de vorige huurder betaald voor overname van diverse investeringen in de bedrijfsruimte. Eiser heeft de bedrijfsruimte grotendeels zelf verbouwd. Hiervoor heeft eiser een lening van € 30.000 afgesloten bij een bank. Eiser heeft de bedrijfsruimte in drie delen verdeeld. In een gedeelte bevindt zich de acupunctuurpraktijk met vier behandelkamers voorzien van medische apparatuur. In een ander gedeelte bevindt zich fitnessapparatuur ten behoeve van de revalidatiegym. Het gedeelte dat wordt gebruikt voor het garagebedrijf is voorzien van hefbruggen en andere autotechnische apparatuur.

7. De bedoeling van eiser was dat zijn onderneming per 1 september 2014 informeel en op 1 januari 2015 volledig operationeel zou zijn.

8. Door een zware regenbui op 27 juni 2014 ontstond er waterschade in de bedrijfsruimte als gevolg waarvan de vloeren volledig dienden te worden verwijderd. Eiser heeft deze schade grotendeels zelf hersteld. Hierdoor liep de opening van [A] vertraging op.

9. In het jaar 2011 bedraagt de omzet € 1.496 en de betaalde huur voor de werkruimte € 27.865. De over dat jaar aangegeven fiscale winst bedraagt € 62.608 negatief.

In het jaar 2012 bedraagt de omzet € 836 en de betaalde huur voor de werkruimte € 27.751. De over dat jaar aangegeven fiscale winst bedraagt € 58.626 negatief.

10. De omzet van de activiteiten van eiser is in de navolgende jaren als volgt:

2013: € 3.528

2014: € 4.011

2015: € 19.571

2016: € 30.385 (1 januari tot en met 29 september)

11. Eiser heeft in navolgende jaren voor zijn activiteiten de volgende kosten gemaakt:

2011: € 64.104

2012: € 59.462

2013: € 47.439

2014: € 51.879

2015: € 34.636

2016: € 23.960 (1 januari tot en met 29 september)

12. Op 25 juni 2013 heeft eiser de aangifte ib/pvv 2011 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 9.632 en bestaat uit een negatieve belastbare winst van € 65.309 en uit pensioen, lijfrente en andere uitkeringen tot een bedrag van in totaal € 74.941.

13. Op 11 juli 2014 heeft eiser de aangifte ib/pvv 2012 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 68.508 en bestaat uit een negatieve belastbare winst van € 55.728 en uit pensioen, lijfrente en andere uitkeringen tot een bedrag van in totaal € 124.236.

14. Op 23 april 2014 heeft verweerder aangekondigd een boekenonderzoek in te stellen naar de aanvaardbaarheid van de aangiften ib/pvv 2010 tot en met 2013 en omzetbelasting over het tijdvak 1 juli 2010 tot en met 31 december 2013. Uiteindelijk is het jaar 2013 voor zowel de ib/pvv als omzetbelasting niet onderzocht. Het onderzoek is in april 2015 afgerond en heeft geleid tot een controlerapport.

15. Met dagtekening 6 juni 2015 is de aanslag ib/pvv 2011 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.941. Het aangegeven inkomen uit werk en woning is als volgt gecorrigeerd:

aangegeven belastbaar inkomen € 9.632

bij: fiscale winst € 62.608

bij: zelfstandigenaftrek € 9.484

bij: startersaftrek € 2.123

af: MKB-winstvrijstelling € 8.906

vastgesteld belastbaar inkomen € 74.941

(…)

16. Met dagtekening 19 juni 2015 is de aanslag ib/pvv 2012 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 124.236. Het aangegeven inkomen uit werk en woning is als volgt gecorrigeerd:

aangegeven belastbaar inkomen € 68.508

bij: fiscale winst € 58.626

bij: zelfstandigenaftrek € 3.640

bij: startersaftrek € 1.062

af: MKB-winstvrijstelling € 7.600

vastgesteld belastbaar inkomen € 124.236

(…)”

2.1.2.

Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan – mede op basis van de in hoger beroep overgelegde stukken – nog het volgende toe.

2.2.1.

Belanghebbende heeft in hoger beroep (aangepaste) jaarverslagen ‘[XXX]’ (hierna: de jaarverslagen) overgelegd, betreffende de jaren 2011 tot en met 2016.

2.2.2.

De omzet die in de jaarverslagen in de jaren 2011 tot en met 2015 is vermeld, komt overeen met de omzetgegevens die in de onderdelen 9 en 10 van de rechtbankuitspraak zijn vermeld; de omzet voor het jaar 2016 bedraagt € 41.675.

2.2.3.

Tot de kosten die in de jaarverslagen zijn vermeld behoren de jaarlijkse huurkosten voor de bedrijfsruimte (zie onderdeel 5 van de rechtbankuitspraak). De totale kosten bedragen volgens de jaarverslagen 2011-2016 als volgt:

2011: € 55.555

2012: € 50.831

2013: € 53.199

2014: € 52.557

2015: € 44.857

2016: € 32.550

2.3.

Bij het nader stuk van 17 juni 2017 heeft belanghebbende een ongedateerd, maar als vermeld in het nader stuk, achteraf opgemaakt ondernemingsplan overgelegd.

2.4.

Belanghebbende heeft bij de rechtbank een achttal foto’s overgelegd met daarop onder andere afgebeeld het buitenaanzicht van de praktijk (een groot uithangbord met de tekst ‘[XXX]), de ontvangstruimte van de praktijk en de vier behandelkamers. De hiervoor vermelde website is in ontwikkeling.

2.5.

Belanghebbende heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting op 30 september 2016 bij de rechtbank onder meer als volgt verklaard:

“Het door mij gehuurde pand was voorheen een garagehal. Ik heb dit pand, zoveel mogelijk zelf, naar de praktijk verbouwd. De verbouwing was klaar in juli 2014, maar vervolgens kwam de waterschade.

Ik heb ook patiënten uit Breda en Roosendaal. Verder krijg ik patiënten doorverwezen van mijn collega [naam collega] en via mond-op-mondreclame. In het verleden ben ik ook bondsarts geweest en ben ik werkzaam geweest voor diverse verenigingen. Hierdoor krijg ik ook patiënten. Adverteren heeft geen zin. Via de website komen weinig klanten. Mond-op-mondreclame geeft meer vaste klanten.

Ik schat dat ik nu 120 klanten heb, in 2015 waren dit er, volgens mijn schatting, 60. Het aantal door mij uitgevoerde handelingen schat ik voor 2016 op 200, voor 2015 op 150-200 en voor de jaren 2011-2014 op veel minder. (…) Andere acupuncturisten verdienen € 40.000 - € 50.000. Ik wil laten zien dat ik € 80.000 kan verdienen. Ik had een businessplan in mijn hoofd. Ik ben bij mijn collega nagegaan of dit plan reëel was. Deze collega draaide een omzet van € 80.000 - € 100.000. Mijn gedachte was dat ik dit beter zou kunnen. Een omzet van € 60.000- € 80.000 is reëel. Een normaal consult kost € 75, moeilijke gevallen kosten tot € 150 per consult. (…) ”

2.6.

Belanghebbende heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting op 28 juni 2017 bij het Hof, mede op vragen van het Hof, als volgt verklaard:

“ Ik ben in het BIG-register opgenomen onder de categorie alternatieve zorg/overige behandeling/acupunctuur (…).

Na het behalen van mijn artsendiploma heb ik mij gespecialiseerd in de sociale geneeskunde. Dat betreft de geneeskunde op het terrein van verzekeringen, bedrijven en sport. Ik ben op alle drie de terreinen als arts werkzaam geweest; ik was tot aan mijn VUT werkzaam bij het GAK/GMD.

Ik heb ervaring in de acupunctuur opgedaan in de praktijken van dr. [Q]; ik assisteerde hem. [Q] deed hetzelfde als ik nu. Wij waren lid van de beroepsvereniging voor artsen/acupuncturisten; dat is de Nederlandse Artsen Acupunctuur Vereniging (hierna: de vereniging). Ik ben vanaf 1980 lid van de vereniging [...]. Vanaf 2009 ben ik door het bestuur belast met het opzetten vande onderwijstak op het gebied van acupunctuur. Ik zit ook in de commissies van wetenschap, public relations en verzekeringen van de vereniging. (…) [Q] is in 2008 overleden. [Q] was daarvoor ernstig ziek. Onder die omstandigheden nam ik niet graag de praktijk over. Wat er daarna met de praktijk gebeurd is? Ik meen dat alle spullen van de praktijk van [Q] zijn verkocht. Uiteindelijk zijn veel patiënten van [Q] bij mij terechtgekomen; in de tussentijd gingen die naar drie andere praktijken in de buurt.

De meeste mensen die bij mij komen zijn of mensen in de reguliere zorg die zijn uitbehandeld of bij wie resultaat uitblijft. (…)

De omzet is in de loop der jaren opgelopen. (…) De activiteiten in verband met auto’s zijn minimaal; meestal is dat verhuur van de autobruggen. De bedrijfsruimte is ongeveer driemaal zo groot als deze zittingszaal [griffier: zittingszaal 5 is ongeveer 50 vierkantemeter]. Ik heb een praktijk met vier behandelkamers. Ik heb een praktijk met vier behandelkamers.

U vraagt waarom de omzet in de in geding zijnde jaren van achtereenvolgens € 1.496 en € 836 bedraagt; hoe verhoudt zich dit tot de veel hogere prognose en het aantal behandelkamers? Staan de kamers leeg? Ik heb de eerste drie jaren problemen gehad met mijn aannemer; die ging failliet. Toen heb ik de verbouwing voor mijn rekening genomen. Waarom meende ik van start te gaan met vier behandelkamers? De kamers liggen naast elkaar; ik behandel meer patiënten tegelijk. (…)”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de door belanghebbende in de jaren 2011 en 2012 onder de naam ‘[A]’ verrichte activiteiten zijn aan te merken als een bron van inkomen.

De aangifteverzuimboete van € 226 is niet in geschil.

4 4. Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing