Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4033, 16/00589 en 16/00590

Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4033, 16/00589 en 16/00590

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 oktober 2017
Datum publicatie
11 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4033
Formele relaties
Zaaknummer
16/00589 en 16/00590

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verhuurt onbemande elektrische sloepen op afstand. Is voor de activiteiten van belanghebbende vermakelijkheidsretributie verschuldigd?

Het Hof oordeelt dat sprake is van een vermakelijkheid in de zin van de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2005 en dat belanghebbende op grond van deze verordening belastingplichtig is.

Uitspraak

kenmerken 16/00589 en 16/00590

3 oktober 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. M.A. Schricker (Blenheim Advocaten)

tegen de uitspraak van 17 november 2017 in de zaken met kenmerken AMS 15/562 en AMS 15/563 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 januari 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een naheffingsaanslag vermakelijkheidsretributie opgelegd van € 2.537,40.

1.1.2.

Met dagtekening 31 januari 2014 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het jaar 2012 een naheffingsaanslag vermakelijkheidsretributie opgelegd van € 3.864,20.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij afzonderlijke uitspraken, gedagtekend 18 december 2014, de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

De tegen deze uitspraken ingestelde beroepen heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

De tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 27 december 2016, aangevuld bij brieven van 26 januari 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De bedrijfsuitoefening van belanghebbende bestaat uit de verhuur van elektrische sloepen. Deze sloepen kunnen bij belanghebbende alleen worden geboekt via een online systeem. Bij de boeking kan de huurder aangeven vanaf welke locatie hij wenst te vertrekken; in de onderhavige jaren was vertrek enkel mogelijk vanaf een aan de [A-kade] te [Z] gelegen aanlegsteiger. De sloepen worden door de huurders zelf bestuurd, zonder dat op de sloep een medewerker van belanghebbende aanwezig is. De elektrische sloepen kunnen worden gestart door de huurder zelf, waarbij de sloep door een medewerker van belanghebbende via een sms-relais op afstand wordt ingeschakeld en geactiveerd voor de overeengekomen huurperiode. Nadat de verhuurperiode is verstreken, dient de sloep te worden teruggelegd op dezelfde locatie als waarvan deze is vertrokken.

2.2.

In de door de gemeente Amsterdam aan belanghebbende op grond van de Verordening op het binnenwater 2010 verleende exploitatievergunning is vermeld dat de twintig vaartuigen van belanghebbende waarvoor de vergunning is verleend, zijn ingedeeld in het segment “Onbemand”.

3 Toepasselijke regelgeving

3.1.

In de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2005 (Gemeenteblad 2004, afd. 3A, nr. 292/803), zoals gewijzigd bij Raadsbesluiten van 17 december 2008 (Gemeenteblad 2004, afd. 3A, nr. 241/742) en 16 december 2010 (Gemeenteblad afd. 3A, nr. 232/763) (hierna: de Verordening) is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:

Artikel 1

Begripsomschrijving.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. vermakelijkheid: een activiteit waarbij wordt of mede wordt beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen of waarbij het publiek dit amusement, deze verstrooiing, deze ontspanning of dit vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemd of geschikt voor eenieder of voor iedere groep van personen toegankelijk binnen de gemeente gelegen water;

  2. vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het dragen of vervoer te water van personen of voor het dragen of vervoer van al dan niet met het drijvend lichaam een geheel uitmakende voorwerpen;

  3. rondvaart: een tocht met een vaartuig volgens een bepaalde of afgesproken route die in hoofdzaak gericht is op het tonen van specifieke gemeentelijke karakteristieken.

Artikel 2

Belastbaar feit.

Onder de naam vermakelijkheidsretributie worden rechten geheven terzake van het, tegen betaling of vergoeding van welke aard dan ook en voor welk onderdeel van de vermakelijkheid dan ook, bedrijfsmatig geven van een vermakelijkheid waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of instandgehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur wordt getroffen.

Artikel 3

Belastingplicht.

Belastingplichtig is degene die op of in binnen de gemeente gelegen voor eenieder toegankelijk water de vermakelijkheid verschaft, organiseert of de gelegenheid daartoe biedt of op wiens naam of voor wiens verantwoordelijkheid de vermakelijkheid plaatsvindt.

Artikel 4

Maatstaf van heffing.

De rechten worden berekend naar het aantal bezoekers respectievelijk deelnemers aan de vermakelijkheid dan wel het aantal passagiers per rondvaart.

Artikel 5

Tarieven.

  1. De rechten bedragen € 0,60 per bezoeker respectievelijk deelnemer aan de vermakelijkheid of per passagier per rondvaart.

  2. In afwijking van lid 1 bedraagt het tarief € 0,30 per bezoeker respectievelijk deelnemer aan de vermakelijkheid ingeval de vermakelijkheid plaatsvindt op een stationerend vaartuig of per passagier per vaartocht op een waterfiets.

3.2.

In de toelichting bij de raadsvoordracht van 20 oktober 1994 bij de vaststelling van de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 1995 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 688) is onder andere het volgende vermeld:

Inleiding.

(…) Het toerisme is een peiler van de Amsterdamse economie en voor veel bedrijven een bron van bestaan. Ook de gemeente profiteert tot op zekere hoogte van het toerisme, maar maakt ook de andere kant mee: kosten. Het is daarom gerechtvaardigd om een deel van die kosten te verhalen op degenen die profijt hebben van het toerisme. Leveren de hotellerie en (in beperkter mate) het caféwezen hun bijdrage via toeristenbelasting en precario voor terrassen, een derde peiler van Amsterdams toerisme, de rondvaart en de overige passagiersvaart, is tot nu toe nauwelijks betrokken geweest bij bedoelde bijdragen. De invoering van een vermakelijkheids-retributie te water (hierna: de retributie) zal hierin verandering kunnen brengen. (…)

Vermakelijkheid te water.

De invoering van de retributie voor de gehele stad (althans de centrale stad) staan wij niet voor. Gekozen wordt voor een opzet waarbij een gebied bij de heffing wordt betrokken dat tot nu toe in relatief geringe mate betrokken is geweest bij gemeentelijke heffingen of vergoedingen. Wij doelen daarmee op de grachten en overig water in Amsterdam , dat intensief wordt gebruikt ter vermaak. Op het water staan ons, zoals vermeld, tot nu toe vrijwel geen instrumenten tot kostenverhaal ter beschikking. Wel betalen watergebruikers havengeld (of in sommige gevallen huur) en in enkele gevallen precario, doch dit houdt voornamelijk verband met de kosten die de Dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam en het Gemeentelijk Havenbedrijf maken; bovendien is de heffing van havengelden bij lange na niet kostendekkend (…). De precariotarieven zijn bescheiden en staan los van gemeentelijke kosten (voor varende objecten wordt geen precario geheven; alleen voor niet-varende objecten boven, op of in het water wordt geheven (…).

(…) Al met al mag het duidelijk zijn dat wij de prioriteit leggen bij de vermakelijkheid te water en niet bij vermakelijkheden op het land. Het voorstel is om een verordening vast te stellen waarbij uiteraard het gelijkheidsbeginsel van toepassing is: alle situaties waarbij vermakelijk-heden worden gegeven op het water, worden (voor zoveel mogelijk, tenzij de doelmatigheid zulks in de weg staat) bij de heffing betrokken. Het moet dan gaan om vermakelijkheden van enige omvang: de rondvaart, waterfietsen, partyboten en dergelijke. (…)

Belastingplichtig.

Degene die vermakelijkheden geeft, zal normaliter de belastingplichtige zijn. Dit kan een persoon of een lichaam (stichting, vereniging, bedrijf enz.) zijn; derhalve hij voor wiens rekening en risico de als vermakelijkheid aan te merken activiteit plaatsvindt of hij die deze organiseert. (…) In principe kan iedereen die vermakelijkheden van een zekere importantie geeft op het water derhalve bij de heffing worden betrokken. Gedacht moet worden aan rondvaartrederijen, waterfietsexploitanten, andere soorten vervoer op het water met overwegende vermakelijkheids-aspecten (watertaxi, museumboot), partybootexploitanten en organisatoren van evenementen op het water.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Overwegingen van de rechtbank

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing