Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4113, 16/00350

Gerechtshof Amsterdam, 25-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4113, 16/00350

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 juli 2017
Datum publicatie
11 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4113
Zaaknummer
16/00350
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.81, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 10

Inhoudsindicatie

De door belanghebbende gewonnen geldprijs van € 20.031 is door de inspecteur terecht tot het belastbaar inkomen uit werk en woning in de inkomstenbelasting betrokken.

Uitspraak

Kenmerk 16/00350

25 juli 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/5179 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(G.L.M. van Hoof).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft, met dagtekening 30 april 2015, aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.723.

1.2.

Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2015 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 4 juli 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 augustus 2016, aangevuld op 10 september 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2017. Ter zitting van het Hof is belanghebbende verschenen vergezeld door haar echtgenoot [A] en namens de inspecteur Van Hoof voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“Feiten

1. Eiseres heeft aangifte gedaan voor de ib/pvv voor het jaar 2013 (hierna: de aangifte) van een belastbaar inkomen uit werk en woning bestaande uit loon van [B B.V.] van € 43.487.

2. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft verweerder bij voorlopige aanslag van 26 september 2014 de aangifte van eiseres gevolgd. Bij brief van 29 oktober 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld voornemens te zijn van de aangifte af te wijken. Dit daar er volgens de jaaropgave van [B B.V.] eiseres een inkomen van € 66.723 heeft genoten.

3. Na over en weer gevoerde correspondentie en een hoorgesprek is verweerder bij het vaststellen van de definitieve aanslag afgeweken van de aangifte. Verweerder is bij het vaststellen van het loon uitgegaan van de door [B B.V.] aangeleverde gegevens. Het door [B B.V.] opgegeven loon bestond uit loon ter hoogte van € 66.723.

4. Uit de stukken van het geding komt naar voren dat genoemd totaalbedrag van € 66.723 is opgebouwd uit de componenten: loon € 43.487, een bonus c.q. beloning van € 3.205 en een gewonnen prijs van € 20.031.

5. [B B.V.] had in genoemde periode behoefte aan nieuw personeel. Hiertoe kregen medewerkers een bonus van € 3.205 als zij, in ieder geval, drie nieuwe medewerkers aanbrachten bij [B B.V.] . Eiseres heeft ter zake het aanbrengen van drie nieuwe medewerkers bij [B B.V.] een bonus gekregen van € 3.025.

6. Voor de medewerkers welke ten minste drie nieuwe medewerkers hadden aangebracht werd

door [B B.V.] wereldwijd een loterij gehouden. De winnaar van deze loterij kreeg een bedrag van € 20.031.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de door belanghebbende gewonnen geldprijs van € 20.031 terecht door de inspecteur tot het belastbaar inkomen uit werk en woning in de inkomstenbelasting is betrokken.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing