Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4115, 16/00035

Gerechtshof Amsterdam, 20-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4115, 16/00035

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 juli 2017
Datum publicatie
11 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4115
Zaaknummer
16/00035

Inhoudsindicatie

De waarde van de woning is niet te hoog vastgesteld.

Uitspraak

Kenmerk 16/00035

20 juli 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/670 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, de heffingsambtenaar,

(mr. E. Brouwer).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2014 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak bekend als [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2013 voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 vastgesteld op € 1.204.000 (hierna: de WOZ-beschikking). In hetzelfde geschrift zijn ook onder meer de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing voor het belastingjaar 2014 bekend gemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 9 januari 2015, de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 14 december 2015 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in deze uitspraak wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

bepaalt dat de voor de woning vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 990.000;

-

bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelastingen wordt verminderd tot een aanslag berekend naar een waarde van € 990.000;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-

draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 45 te vergoeden.”

1.4.

Het door belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 26 januari 2016, aangevuld op 11 februari 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Op 7 oktober 2016 is van de heffingsambtenaar een aanvulling op het verweerschrift ontvangen. Voormelde stukken zijn over en weer aan partijen verstrekt.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2017. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar Brouwer voornoemd en F. Donker. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is eigenaar van de woning.

2. De woning is een vrijstaande woning, gebouwd in 1901, met een perceelgrootte van 2.669 m². De woning is voorzien van een dakkapel, een berging/schuur en een carport.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende stelt (nader) dat de waarde moet worden verminderd tot € 725.000. De heffingsambtenaar stelt dat de waarde van de woning

€ 990.000 bedraagt en dat om die reden de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen namens belanghebbende daaraan ter zitting is toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing