Gerechtshof Amsterdam, 19-09-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4267, 16/00386 t/m 16/00389
Gerechtshof Amsterdam, 19-09-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4267, 16/00386 t/m 16/00389
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 september 2017
- Datum publicatie
- 26 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:4267
- Zaaknummer
- 16/00386 t/m 16/00389
Inhoudsindicatie
Loonbelasting. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.
Uitspraak
Kenmerken 16/00386 tot en met 16/00389
19 september 2017]
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.J. Scholten),
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 14/2839 tot en met 14/2842 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigden: E.I. van Dompselaar W.I. Yp en R.P. Bourne).
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken 2009 tot en met 2012 naheffingsaanslagen loonheffingen op 5 december 2013 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen), en daarbij tevens bij beschikking voor die jaren boetes opgelegd.
Na tegen de naheffingsaanslagen en tegen de boetebeschikkingen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 6 juni 2014, de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 27 juli 2016 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
De tegen deze uitspraak door belanghebbende (in één geschrift) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 7 september 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiseres drijft een onderneming (…) .
2. In het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn de activiteiten van eiseres als volgt omschreven:
“Productie van films (geen televisiefilms), Facilitaire activiteiten voor film- en videoproductie, Productie van televisieprogramma’s, Het bewerken van beelddragers met name op het gebied van postproductie met betrekking tot reclameboodschappen, films en televisieseries.”
3. Op 12 september 2007 heeft bij (de rechtsvoorganger van) eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van onder meer de premienota’s werknemersverzekeringen over de jaren 2002 tot en met 2005. Daarbij is onder meer de juistheid van de premiegrondslag onderzocht. In het naar aanleiding van dat onderzoek opgestelde rapport van 26 september 2007 is vermeld dat de premies werknemersverzekeringen die op het loon van de werknemers zijn ingehouden, door de werkgever juist zijn berekend.
4. Op 11 augustus 2011 heeft bij eiseres een bedrijfsbezoek van verweerder plaatsgevonden. In het naar aanleiding van dit bezoek opgemaakte verslag van 1 september 2011 is onder meer, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“1. Algemeen
(…)
Tijdens het bedrijfsbezoek hebben wij ons (…) niet gericht op de juistheid van de in het verleden door u ingediende aangiften. Uitsluitend de dagelijkse aantekeningen van de laatste twee maanden die u nodig heeft om in de toekomst een aanvaardbare aangifte te doen zijn eventueel ingezien en besproken.
(…)
5. Organisatie/Administratie
(…)
5.3.
Overgelegde administratie
(…)
“Uit de overgelegde administratieve bescheiden en gegeven toelichtingen en verklaringen is geconstateerd dat de administratieve vastleggingen voldoen om een aanvaardbare aangifte in te kunnen dienen. Er heeft echter geen inhoudelijke toetsing plaatsgevonden.”
5. Op 4 april 2013 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de afgedragen premies loonheffingen, werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012. Naar aanleiding van dit onderzoek is op 7 mei 2013 een conceptrapport opgesteld. Eiseres heeft op dit conceptrapport gereageerd bij brief van 15 mei 2013 en op 7 juni 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en verweerder naar aanleiding van het rapport. Het definitieve rapport is gedagtekend 5 juli 2013.
6. In het rapport van 5 juli 2013 is onder meer, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“4.2 Vastleggingen in de salarisadministratie
Bij de controle over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 zijn de navolgende vaste gegevens onjuist of in het geheel niet in de loonadministratie verwerkt:
-Premiepercentage Sectorfonds 2009 (…)
-Premiepercentage Sectorfonds 2010 (…)
-Premiepercentage Sectorfonds 2011 (…)
-Premiepercentage Sectorfonds 2012 (…)
(…)
5.1
Correcties
Indien de juiste grondslagen voor de premielonen en daarbij behorende percentages in de loonadministratie worden opgenomen, dienen de navolgende premies alsnog te worden afgedragen:
(…)
Standpunt belastingdienst
(…)
Voor wat betreft de opmerking dat inhoudingsplichtige destijds door het UWV is ingedeeld in de groep zakelijke dienstverlening sector 43 en de opmerking met betrekking tot eerdere controles wordt verwezen naar de volgende punten van het rapport inzake een indelingsonderzoek van 20 juni 2013 (…).
Het standpunt van de Belastingdienst is dat inhoudingsplichtige ingedeeld blijft in sector 54 Culturele instellingen (...)”
7. Met dagtekening 5 december 2013 heeft verweerder aan eiseres de bestreden naheffingsaanslagen alsmede vergrijpboetes opgelegd.
8. Bij uitspraken op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de opgelegde vergrijpboetes vernietigd omdat is komen vast te staan dat eiseres correctieberichten had ingediend.
9. Wat betreft de premieheffing werknemersverzekeringen is eiseres vanaf haar oprichting ingedeeld in sector 54 Culturele instellingen. Ook de rechtsvoorganger van eiseres, VOF [naam 1] (en vervolgens [naam 2] B.V.), was vanaf 1 oktober 1999 in deze sector ingedeeld.
10. Bij brief van 11 juni 2013 heeft eiseres verzocht om herziening van de sectorindeling naar de sector Zakelijke dienstverlening.
11. Naar aanleiding van het herzieningsverzoek heeft de afdeling Indelingszaken van de Belastingdienst op 20 juni 2013 een indelingsrapport uitgebracht en bij besluit van 20 juni 2013 het verzoek tot herziening van de sectorindeling afgewezen, zodat eiseres ingedeeld bleef in sector 54 Culturele instellingen.
12. Het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van het herzieningsverzoek is afgewezen bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2013. Eiseres heeft tegen deze uitspraak geen beroep ingesteld.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daar de volgende aan toe.
Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het openbare gedeelte van een rapport dat werd opgemaakt naar aanleiding van een bij belanghebbende (althans haar rechtsvoorganger) ingesteld boekenonderzoek, gedagtekend 26 september 2007. Het rapport bevat, voor zover hier van belang, de volgende passages:
“Reikwijdte van het onderzoek
Werknemersverzekeringen
Onderzocht is
- De aanvaardbaarheid van de premienota's over de jaren 2002 tot en met 2005.
Als refertejaar is genomen: 2005.
Het boekjaar loopt gelijk met het kalenderjaar.
Het onderzoek is beperkt tot de volgende elementen van de premienota's, waarbij is uitgegaan van de gegevens zoals die in de administratie zijn aangetroffen
-de juistheid van het toegepaste tarief
-de juistheid van de afgedragen premie
-de juistheid van de premiegrondslag
(…)
Inhoudingen op het loon
De premies werknemersverzekeringen die op het loon van de werknemers zijn ingehouden, heeft de werkgever juist berekend.
(…)
Premiepercentages
Op het loon zijn de juiste premies voor de Sociale Verzekeringswetten ingehouden.
(…)
Slotopmerking
Een afschrift van dit rapport is naar UWV gezonden.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur beantwoordt de vraag bevestigend.
De naheffingsaanslagen zijn opgelegd omdat belanghebbende de premies werknemersverzekeringen heeft berekend uitgaande van een indeling in sector 43, zakelijke dienstverlening. Dat was onjuist, aldus de inspecteur. Belanghebbende is ingedeeld in sector 54, culturele instellingen. De hoogte van de aanslagen is rekenkundig niet in geschil.
Belanghebbende klaagt in hoger beroep (1) dat de inspecteur weigert haar informatie te verstrekken met betrekking tot de uitwisseling van gegevens en inlichtingen die zou hebben plaatsgevonden tussen hem en de inspecteur belast met de sectorindeling, (2) dat zij de indeling in sector 54 onbegrijpelijk vindt en (3) dat zij afgaande op uitlatingen en gedragingen van de inspecteur in het verleden redelijkerwijs erop mocht vertrouwen dat de wijze waarop zij de premies werknemersverzekeringen berekende, correct was. De inspecteur stelt daartegenover (1) dat hij niet beschikt over meer informatie dan reeds door hem is verstrekt, (2) de indeling in sector 54 volkomen vanzelf spreekt en (3) dat belanghebbende ten onrechte zich beroep op opgewekt vertrouwen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.