Gerechtshof Amsterdam, 31-10-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4618, 17/00083
Gerechtshof Amsterdam, 31-10-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4618, 17/00083
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 oktober 2017
- Datum publicatie
- 27 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:4618
- Zaaknummer
- 17/00083
Inhoudsindicatie
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij fax en brief uitgenodigd voor een hoorzitting maar belanghebbende is daar zonder bericht niet verschenen. De heffingsambtenaar is niet gehouden – ook niet op grond van HR 15 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3751, BNB 2009/169 – belanghebbende nogmaals uit te nodigen. Het standpunt van belanghebbende dat hij op grond van artikel 7:4, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht recht heeft op toezending van het integrale dossier vindt geen steun in de tekst van dat artikel noch in de Memorie van Toelichting daarop
Uitspraak
kenmerk 17/00083
31 oktober 2017
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer te Helmond,
tegen de uitspraak van 25 januari 2017 in de zaak met kenmerk AMS 16/4787 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 april 2016 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 50,80 (€ 3 aan parkeerbelasting en € 47,80 aan kosten).
Na daartegen gemaakt bewaar, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 14 juni 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 januari 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 februari 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft 20 september 2017 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld.
“2. Op 30 april 2016 omstreeks 13:25 uur stond de auto van eiser met kenteken [kentekennummer] geparkeerd ter hoogte van [A-straat] te Amsterdam. Bij controle heeft de parkeercontroleur geen geldig parkeerbewijs in de auto aangetroffen. Om die reden is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 50,80 (€ 3,00 aan parkeerbelasting en € 47,80 aan kosten in verband met het opleggen van de betreffende naheffingsaanslag).”
In aanvulling daarop stelt het Hof de volgende feiten vast.
Bij brief van 5 mei 2016 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Daarbij heeft zijn gemachtigde verzocht om te worden gehoord en om toezending van alle zaakstukken van het dossier.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij brief van 24 mei 2016 uitgenodigd voor het bijwonen van een hoorzitting op 7 juni 2016 om 10:00 uur ten kantore van de heffingsambtenaar. In deze brief is belanghebbende erop gewezen dat tot drie dagen voor de datum van de hoorzitting de stukken kunnen worden ingezien.
Op 14 juni 2016 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar afgewezen. Aan het verzoek om voorafgaande toezending van de zaakstukken van het dossier is door de heffingsambtenaar geen gevolg gegeven.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of:
- het niet horen van belanghebbende in strijd is met het bepaalde in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals belanghebbende stelt, doch de heffingsambtenaar betwist;
- de heffingsambtenaar op grond van het bepaalde in artikel 7:4, lid 4, van de Awb gehouden is afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken aan belanghebbende toe te zenden (standpunt belanghebbende) of niet (standpunt heffingsambtenaar).
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken alsmede het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.