Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4755, 17/00053

Gerechtshof Amsterdam, 21-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4755, 17/00053

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 november 2017
Datum publicatie
27 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4755
Zaaknummer
17/00053

Inhoudsindicatie

Wet waardering onroerende zaken; waardering van een kinderopvangverblijf op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde; in geschil is of sprake is van economische veroudering waarmee rekening moet worden gehouden

Uitspraak

Kenmerk 17/00053

21 november 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: G. Gieben (Previcus Vastgoed te Beugen),

tegen de uitspraak van 23 december 2016 in de zaak met kenmerk AMS 16/805 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 30 april 2015 de waarde van de onroerende zaak [straatnaam A] te [A] voor het jaar 2015 vastgesteld op € 1.190.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2015 bekendgemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 december 2015 de vastgestelde waarde en daarop gebaseerde aanslag OZB gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 23 december 2016 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 februari 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin de belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld.

“2. De gemeente Amsterdam is genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak. Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is in 2008 gebouwd en wordt gebruikt als crèche/peuterspeelzaal. De onroerende zaak heeft een oppervlakte van 800 m².”

2.2.

Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.

2.3.

Tot de gedingstukken behoort een door de heffingsambtenaar in eerste aanleg overgelegde zogenoemde Reactie taxateur. De gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak is volgens een bij de Reactie behorende ‘Taxatiekaart’ op de waardepeildatum 1 januari 2014 bepaald op (afgerond) € 1.190.000, zonder daarbij rekening te houden met een correctie in verband met functionele veroudering.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbende in eerste aanleg overgelegd taxatierapport van 13 november 2015, opgesteld door J.B. Verschuren. In dit taxatierapport is de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2014 getaxeerd op € 931.000, rekening houdende met een afschrijving van 25 procent door functionele veroudering.

2.5.

Bij haar hogerberoepschrift heeft belanghebbende het volgende overzicht overgelegd van de gemiddelde bezettingsgraad van het object in het jaar 2014:

Gemiddeld bezettingspercentage

2014

gemiddelde capaciteit

gemiddelde bezetting

bezettings-percentage

KDV [naam] / BSO [naam] [straatnaam A] [A]

0-4 jaar

76,83

60,76

79,1%

4-13 jaar

42,92

25,11

58,5%

Het overzicht is ondertekend door [naam werknemer], werkzaam bij belanghebbende als contractbeheerder (Inkoop & Logistiek).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Partijen houdt in hoger beroep enkel nog verdeeld of, bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde van het object, een correctiefactor wegens functionele veroudering dient te worden toegepast omdat sprake is van economische veroudering, zoals belanghebbende stelt, doch de heffingsambtenaar betwist.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing