Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4820, 17/00072

Gerechtshof Amsterdam, 23-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4820, 17/00072

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 november 2017
Datum publicatie
27 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4820
Zaaknummer
17/00072

Inhoudsindicatie

De termijnoverschrijding is verschoonbaar omdat belanghebbende aan de hem toegezonden beschikking het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat hij zijn beroepschrift nog na afloop van de wettelijke beroepstermijn kon indienen (vgl. HR 25 november 2016, nr. 16/02253, ECLI:NL:HR:2016:2663, BNB 2017/29. De professionaliteit van de gemachtigde van belanghebbende kan belanghebbende niet worden tegengeworpen nu in dit geval – anders dan in HR 5 december 2014, nr. 13/05778, ECLI:NL:HR:2014:3441, BNB 2015/41 – sprake is van een actieve handeling van het bestuursorgaan. Het beroep is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard

Uitspraak

kenmerk 17/00072

23 november 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: M. Collij (Werkkollektief Hoorn) te Hoorn

tegen de uitspraak van 30 december 2016 in de zaak met kenmerk HAA 16/2460 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 4 december 2015 voor het jaar 2014 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.093.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heef de inspecteur bij uitspraak van 9 maart 2016 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

In haar uitspraak heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 februari 2017 en gemotiveerd bij brief van 7 maart 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft hierop gereageerd met een conclusie van dupliek.

1.6.

Op 3 oktober 2017 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’) – voor zover hier van belang – de navolgende feiten vastgesteld.

“2. Eiser heeft aangifte 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (na persoonsgebonden aftrek) van € 13.975. In deze aangifte heeft eiser een aftrek zorgkosten van € 3.065 vermeld en een giftenaftrek van € 53 toegepast.

3. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek zorgkosten en de giftenaftrek geheel gecorrigeerd.

4. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder een aftrek voor kosten van medicijnen van € 75 en een aftrek van € 22 voor contributie voor een kruisvereniging geaccepteerd als specifieke zorgkosten. Nu de totale aftrek van € 95 niet uitkomt boven de wettelijke drempel van € 461, heeft dit niet geleid tot vermindering van het belastbaar inkomen.”

2.2.

Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.

2.3.

Bij brief van 9 maart 2016 heeft de inspecteur – voor zover hier van belang – het volgende aan de gemachtigde medegedeeld:

“Betreft: Uitspraak op het bezwaarschrift

(…)

Beoordeling van uw bezwaar

(…) Ik kom tot een totale aftrek van € 95 (…). Dit komt echter niet boven de wettelijke drempel ad € 461 uit. De aftrek blijft nihil.

Beslissing op uw bezwaar

T.a.v. de aanslag;

Ik kom gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet.

T.a.v. de kostenvergoeding;

Er zal een kostenvergoeding verstrekt worden van € 246.

(…)

Let op!

Het is mogelijk om in beroep te gaan tegen de uitspraak op het bezwaarschrift. Ik verwijs u hiervoor naar de toelichting op de volgende pagina.

(…)

Toelichting op het beroep

(…) Als u in beroep gaat gelden de volgende regels:

1. U moet uw beroepschrift binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak indienen.”

2.4.

Aan belanghebbende is een beschikking met dagtekening 24 maart 2016 toegezonden, waarin onder meer het volgende is vermeld:

Uitspraak op bezwaar 2014

Inkomstenbelasting

Premie volksverzekeringen

(…)

Gewijzigde heffingsgrondslag

U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag [ib/pvv] 2014 (…). De inspecteur heeft besloten gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet te komen. De motivering van deze beslissing is reeds afzonderlijk aan u medegedeeld. Een of meerdere heffingsgrondslagen zijn gewijzigd. Dit heeft echter niet geleid tot een wijziging van het verzamelinkomen (…).

Verzamelinkomen

Inkomen uit werk en woning € 17 093

Nieuw verzamelinkomen € 17 093(…)

In beroep gaan

Tegen deze uitspraak kunt u in beroep gaan. Vóór 6 mei 2016 moet uw beroepschrift ingediend zijn bij de rechtbank. (…) Voeg een kopie van deze uitspraak toe.

(…)

Kopie voor belastingconsulent

Als u een belastingconsulent heeft, geef deze dan een kopie van dit biljet.”

2.5.1.

Bij brief van 27 april 2016 – bij de rechtbank ingekomen op 29 april 2016 – heeft de gemachtigde namens belanghebbende beroep ingesteld. In de aanhef van dit beroepschrift is onder meer vermeld:

“Betreft : Uitspraak bezwaarschrift inkomstenbelasting

Jaar : 2014

(…)

Datum uitspraak : d.d. 24 maart 2016.”

2.5.2.

Als bijlage bij dit beroepschrift zijn onder meer de onder 2.3 en 2.4 vermelde geschriften gevoegd.

2.6.

Tijdens de zitting in hoger beroep hebben partijen – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:

De gemachtigde:

“Ik kan het verhaal van belanghebbende dat hij brieven van de Belastingdienst in persoon en dezelfde dag, althans kort na ontvangst daarvan, bij mij op kantoor afgeeft, bevestigen; de ervaring leert dat belanghebbende snel is met dit soort zaken. (…) In mijn praktijk gaat het als volgt. Per klant is er een zaakdossier; dat is een ‘stapel’ in een kast. Dan volgt een uitspraak op bezwaar. Die komt bovenop de stapel. Daarbij wordt de in die zaak in acht te nemen uiterste beroepstermijn aangetekend. Door de brief van 24 maart 2016 ben ik op het verkeerde been gezet. Ik verkeerde in de veronderstelling dat dit de uitspraak op bezwaar betrof en heb hem bovenop de stapel gelegd. Bovenop de brief van 9 maart 2016? Ik weet het niet. Kennelijk is toen de uitspraak op bezwaar van 9 maart 2016 in het ongerede geraakt. Ik was zoals gezegd in verwarring gebracht. (…)

Belanghebbende:

“Wanneer heb ik de door de inspecteur als zodanig aangeduide ‘verminderingsbeschikking’ van 24 maart 2016 aan mijn gemachtigde verzonden? Ik heb hem niet verzonden. Ik breng dit soort correspondentie altijd zelf langs op het kantoor van de gemachtigde. Brieven die ik van de Belastingdienst ontvang, breng ik vrijwel altijd dezelfde dag, en in elk geval binnen een paar dagen, langs bij mijn gemachtigde.”

De inspecteur:

“(…) Het klopt dat vanuit Apeldoorn verzonden belastingaanslagen of verminderingsbeschik-kingen ongeveer een week vóór de dagtekening ervan worden verzonden; dat is raadpleegbaar in de systemen van de ontvanger. In dit geval is dat niet raadpleegbaar, omdat de onderhavige aanslag niet leidde tot een vermindering. Maar het is gebruikelijk dat aanslagen en verminderingsbeschikkingen een paar dagen tot een week vóór de dagtekening ervan worden verzonden.”

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is primair of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing