Gerechtshof Amsterdam, 23-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4821, 17/00071
Gerechtshof Amsterdam, 23-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4821, 17/00071
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 november 2017
- Datum publicatie
- 27 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:4821
- Zaaknummer
- 17/00071
Inhoudsindicatie
De termijnoverschrijding is verschoonbaar omdat belanghebbende aan de hem toegezonden beschikking het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat hij zijn beroepschrift nog na afloop van de wettelijke beroepstermijn kon indienen (vgl. HR 25 november 2016, nr. 16/02253, ECLI:NL:HR:2016:2663, BNB 2017/29. De professionaliteit van de gemachtigde van belanghebbende kan belanghebbende niet worden tegengeworpen nu in dit geval – anders dan in HR 5 december 2014, nr. 13/05778, ECLI:NL:HR:2014:3441, BNB 2015/41 – sprake is van een actieve handeling van het bestuursorgaan. Het beroep is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard
Uitspraak
kenmerk 17/00071
23 november 2017
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: M. Collij (Werkkollektief Hoorn) te Hoorn
tegen de uitspraak van 30 december 2016 in de zaak met kenmerk HAA 16/2454 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 27 november 2015 voor het jaar 2014 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.188.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 8 maart 2016 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.528 en het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.
In haar uitspraak heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 februari 2017 en gemotiveerd bij brief van 7 maart 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft hierop gereageerd met een conclusie van dupliek.
Op 3 oktober 2017 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’) – voor zover hier van belang – de navolgende feiten vastgesteld.
“2. Eiser heeft aangifte over 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 41.715.
3. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek kosten levensonderhoud kinderen en de aftrek specifieke zorgkosten deels gecorrigeerd.
4. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aftrek kosten levensonderhoud kinderen verleend tot het in de aangifte vermelde bedrag van € 2.200. ”
Nu partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.
Bij brief van 8 maart 2016 heeft de inspecteur – voor zover hier van belang – het volgende aan de gemachtigde medegedeeld:
“Betreft: Uitspraak op het bezwaarschrift
(…)
Beoordeling van uw bezwaar
(…)
Levensonderhoud kinderen jonger dan 21 jaar
Na beoordeling van de door u verstrekte gegevens, zal ik alsnog de door u (…) gevraagde aftrek ad € 2.200 in mindering brengen. Ik stel het verzamelinkomen vast op € 43.528.
Beslissing op uw bezwaar
T.a.v. de aanslag;
Ik kom gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet.
T.a.v. de kostenvergoeding;
Ik wijs uw verzoek af.
(…)
Uitspraak
Ik kom gedeeltelijk aan uw bezwaarschrift tegemoet. De daadwerkelijke uitspraak (verminderingsbeschikking) ontvangt u enige tijd later vanuit het computercentrum in Apeldoorn.
(…)
Let op!
Het is mogelijk om in beroep te gaan tegen de uitspraak op het bezwaarschrift. Ik verwijs u hiervoor naar de toelichting op de volgende pagina.
(…)
Toelichting op het beroep
(…) Als u in beroep gaat gelden de volgende regels:
1. U moet uw beroepschrift binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak indienen.”
Aan belanghebbende is een beschikking met dagtekening 23 maart 2016 toegezonden, waarop onder meer het volgende is vermeld:
“Uitspraak op bezwaar 2014
Inkomstenbelasting
Premie volksverzekeringen
(…)
U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag [ib/pvv] 2014 (…). De inspecteur heeft besloten gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet te komen. Als gevolg hiervan is de aanslag verminderd met € 730. De motivering van deze beslissing is u reeds afzonderlijk medegedeeld.
Berekening van het te ontvangen of verrekenen bedrag
(…)
Te ontvangen of verrekenen € 730
(…)
Vermindering
U kunt tegen deze vermindering geen bezwaar maken en niet in beroep gaan. Wel kunt u een schriftelijk verzoek indienen bij uw belastingkantoor om het bedrag van de vermindering te wijzigen. (…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep gaan. Vóór 4 mei 2016 moet uw beroepschrift ingediend zijn bij de rechtbank. (…) Voeg een kopie van deze uitspraak toe.”
Bij brief van 27 april 2016 – bij de rechtbank ingekomen op 29 april 2016 – heeft de gemachtigde namens belanghebbende beroep ingesteld. In de aanhef van dit beroepschrift is onder meer vermeld:
“Betreft : Uitspraak bezwaarschrift inkomstenbelasting
Jaar : 2014
(…)
Datum uitspraak : d.d. 23 maart 2016.”
Als bijlage bij dit beroepschrift zijn onder meer de onder 2.3 en 2.4 vermelde geschriften gevoegd.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:
“Ik wil benadrukken dat in de brief van 8 maart 2016 is meegedeeld dat de ‘daadwerkelijke uitspraak’ nog zou volgen. Ik heb mij daardoor op het verkeerde been laten zetten; door die mededeling verkeerde ik in de veronderstelling dat ik met het instellen van beroep moest wachten op de beschikking uit Apeldoorn.”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is primair of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.