Gerechtshof Amsterdam, 01-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4830, 16/00592
Gerechtshof Amsterdam, 01-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4830, 16/00592
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 november 2017
- Datum publicatie
- 29 november 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:4830
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:627
- Zaaknummer
- 16/00592
Inhoudsindicatie
De onderhavige beschikking Werkhervattingskas is gebaseerd op onder meer een individuele premiecomponent voor ZW-lasten van 1,04%. In deze procedure gaat het om de vraag of de per 1 januari 2014 geldende regeling voor de gedifferentieerde heffing van premie ten behoeve van de Werkhervattingskas (WGA en ZW) ter zake van vangnetters in het geval van belanghebbende tot rechtens onaanvaardbare gevolgen leidt. Het Hof concludeert dat de Wfsv en het Besluit Wfsv onverbindend zijn voor zover zij een materiële terugwerkende kracht impliceren die op grond van de criteria van het crisisheffingsarrest niet te verenigen is met artikel 1 EP EVRM. Volgt vermindering van de beschikking.
Uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 16/00592
1 november 2017
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van [X], te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.H.J. van Riessen (Hehenkamp VanRiessen & Eisenberger advocaten) te Amsterdam
tegen de uitspraak van 18 november 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/5426 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft bij beschikking van 29 december 2013 ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2014 de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas als bedoeld in artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de beschikking whk) vastgesteld op 2,11%.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 15 oktober 2015, de beschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 18 november 2016 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 december 2016 en is aangevuld bij brief van 25 januari 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is hierbij aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
1. De beschikking whk is gebaseerd op onder meer een individuele premiecomponent voor ZW-lasten van 1,04%. Deze premiecomponent bestaat uit het landelijk vastgestelde rekenpercentage (0,34% voor het jaar 2014) en een opslag van 0,7% in verband met het individuele werkgeversrisicopercentage. Bij de berekening van dit percentage voor 2014 zijn de voor eiseres betaalde ZW-uitkeringen in 2012 (€ 22.849,04) en het gemiddelde premieloon in 2008 tot en met 2012 (€ 5.037.042,25) van belang.
2. Het voor eiseres in 2012 betaalde bedrag aan ZW-uitkeringen van € 22.849,04 heeft betrekking op één ex-werknemer. Deze ex-werknemer is in oktober 2010 door het UWV voorgedragen aan eiseres. Met behoud van uitkering is hij voor een periode van drie maanden op proef geplaatst bij eiseres. Eiseres heeft hem vervolgens een arbeidsovereenkomst voor één jaar aangeboden. Na ommekomst van negen maanden heeft eiseres de ex-werknemer meegedeeld het dienstverband niet te zullen verlengen. Een maand voordat het dienstverband eindigde, heeft de ex-werknemer zich ziek gemeld. Dit heeft geleid tot ZW-uitkeringen per 1 februari 2012.
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal derhalve ook uitgaan van die feiten en voegt daar nog het volgende aan toe.
De datum van ziekmelding van de ex-werknemer was 6 december 2011.
Het bedrag van de premie whk voor de component ZW-lasten komt in het onderhavige jaar bij toepassing van het percentage van 1,04% uit op € 63.301.
3 3. Geschil in hoger beroep
In geschil is de hoogte van de premiecomponent voor ZW-lasten. Eiseres bepleit een percentage van 0,34 (het landelijk vastgestelde rekenpercentage), derhalve zonder de opslag van 0,7% uit hoofde van het individuele werkgeversrisicopercentage. De inspecteur neemt het standpunt in dat er geen aanleiding bestaat af te wijken van het bij beschikking vastgestelde percentage.