Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5351, 16/00561
Gerechtshof Amsterdam, 28-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5351, 16/00561
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 november 2017
- Datum publicatie
- 9 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:5351
- Zaaknummer
- 16/00561
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. In de bezwaarfase heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden en de inspecteur was daartoe ook niet gehouden nu na het telefoongesprek volledig aan de grieven van belanghebbende is tegemoet gekomen
Artikel:
Artikel 7:3, aanhef en onderdeel e, Awb
Uitspraak
Kenmerk 16/00561
28 november 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de erfgenaam van [X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/1415 van de rechtbank Noord- Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigden: S. de Haas en mr. J.H. van Wier).
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 2 september 2015 voor het jaar 2013 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.534 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.213.
Na tegen de aanslag door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 10 februari 2016, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.721 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.213.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 november 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar doch uitsluitend voorzover deze betrekking heeft op de beslissing inzake de kostenvergoeding;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.238,
en
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 december 2016. De inspecteur heeft nadat de uitnodiging voor de hierna te melden zitting reeds was verzonden een - door hem als verweerschrift aangeduid - nader stuk ingediend op 19 oktober 2017.
Op 9 november 2017 is van belanghebbende een - door haar als conclusie van repliek aangeduid - nader stuk ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2017. Daarbij zijn verschenen belanghebbendes gemachtigde en van de zijde van de inspecteur De Haas en Van Wier voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De heer [X] is overleden op [datum overlijden] 2013. Ten tijde van zijn overlijden was hij ongehuwd en had hij één kind, [A] (belanghebbende). Zij is de enige erfgenaam.
In de bezwaarfase heeft belanghebbende verzocht om een kostenvergoeding en aangegeven dat zij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Een hoorgesprek waarbij beide partijen lijfelijk aanwezig waren heeft niet plaatsgevonden. In de bezwaarfase is er wel een telefoongesprek gevoerd tussen belanghebbendes gemachtigde en een medewerker van de Belastingdienst.
Bij de uitspraak op bezwaar is de inspecteur voor wat betreft de belastingheffing volledig aan de grieven van belanghebbende tegemoetgekomen.
In de door de rechtbank toegekende kostenvergoeding is geen bedrag begrepen voor het ‘verschijnen op een hoorzitting’ (post A4 onder 2 van de lijst behorende bij het tarief als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht).
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is nog slechts in geschil of de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten belanghebbende een vergoeding voor het voeren van een hoorgesprek in de bezwaarfase toe te kennen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.