Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5500, 16/00256 ev
Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5500, 16/00256 ev
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 december 2017
- Datum publicatie
- 31 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:5500
- Zaaknummer
- 16/00256 ev
Inhoudsindicatie
Twaalf verhuurders van woningen in de sociale sector (belanghebbenden) stellen voor de jaren 2013, 2014 en 2015 dat de verhuurderheffing in strijd is met art. 1 Eerste Protocol EVRM. Op het niveau van de regelgeving heeft het aan een ‘fair balance’ tussen het met verhuurderheffing beoogde doel en de rechten van de aan die heffing onderworpen belastingplichtigen niet ontbroken. Evenmin is volgens het Hof sprake van een individuele buitensporige last. Voorts houdt de verhuurderheffing niet een schending in van het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel, omdat onvoldoende rekening zou zijn gehouden met een verschil in positie van particuliere verhuurders ten opzichte van woningbouwcoöperaties. Bevestigt uitspraak rechtbank.
Uitspraak
kenmerk 16/00256 tot en met 16/00288
12 december 2017
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [A] te [plaats] , belanghebbende 1, Stichting [B] te [plaats] , belanghebbende 2, Stichting [C] te [plaats] , belanghebbende 3, Stichting [D] te [plaats] , belanghebbende 4, Stichting [E] te [plaats] belanghebbende 5, Stichting [F] te [plaats] belanghebbende 6, [G] B.V. te [plaats] , belanghebbende 7, B.V. Exploitatiemaatschappij [H] te [plaats] , belanghebbende 8, Flatexploitatievereniging [I]te [plaats] , belanghebbende 9, [J] B.V. te [plaats] , belanghebbende 10, Vastgoed Exploitatiemaatschappij [K] B.V. te [plaats] , belanghebbende 11, enDe erven [L] te [plaats] , belanghebbende 12, de hiervoor genoemde twaalf belanghebbenden gezamenlijk ook aangeduid als: belanghebbenden,gemachtigde: mr. J.R. van Angeren (Stibbe N.V.) te Amsterdam, hierna: gemachtigde,
tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 18 mei 2016 in de zaken met kenmerk:
- 14/3243, 15/4122 en 15/4852 (belanghebbende 1; kenmerk Hof 16/256, 16/257 en 16/258),- 14/3244, 15/4123 en 15/4853 (belanghebbende 2; kenmerk Hof 16/259, 16/260 en 16/261),- 14/3245, 15/4124 en 15/4854 (belanghebbende 3; kenmerk Hof 16/262, 16/263 en 16/264),- 14/3246, 15/1425 en 15/4855 (belanghebbende 4; kenmerk Hof 16/265, 16/266 en 16/267),- 14/3247, 15/4126 en 15/4856 (belanghebbende 5; kenmerk Hof 16/268, 16/269 en 16/270,- 15/4845 (belanghebbende 6; kenmerk Hof 16/271), - 14/3238, 15/4117 en 15/4846 (belanghebbende 7; kenmerk Hof 16/272, 16/273 en 16/274),- 14/3239, 15/4118 en 15/4847 (belanghebbende 8; kenmerk Hof 16/275, 16/276 en 16/277),
- 14/3240, 15/4119 en 15/4848 (belanghebbende 9; kenmerk Hof 16/278. 16/279 en 16/280), - 14/3241, 15/4120 en 15/4850 (belanghebbende 10; kenmerk Hof 16/281, 16/282 en 16/283), - 14/3242, 15/4121 en 15/4851 (belanghebbende 11; kenmerk Hof 16/284, 16/285 en 16/286), en- 14/3237 en 15/4116 (belanghebbende 12; kenmerk Hof 16/287 en 16/288),
in het geding tussen
belanghebbende 1 tot en met 12
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.1.1. Belanghebbende 1 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 3.277 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.1.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.1.2.1. Belanghebbende 1 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 85.104aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.1.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.1.3.1. Belanghebbende 1 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 102.739 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.1.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.1.1. Belanghebbende 2 heeft op 26 september 2013 op aangifte een bedrag van € 869 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.2.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.2.1. Belanghebbende 2 heeft op 30 september 2014op aangifte een bedrag van € 21.799aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.2.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.3.1. Belanghebbende 2 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 23.279aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.2.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.1.1. Belanghebbende 3 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 1.100 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.3.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.2.1. Belanghebbende 3 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 29.306aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.3.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.3.1. Belanghebbende 3 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 36.261 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.3.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.1.1. Belanghebbende 4 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 815 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.4.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.2.1. Belanghebbende 4 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 21.682aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.4.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.3.1. Belanghebbende 4 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 25.390 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.4.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.1.1. Belanghebbende 5 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 5.170 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.5.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.2.1. Belanghebbende 5 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 134.049aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.5.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.3.1. Belanghebbende 5 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 151.920 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.5.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende 6 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 73.720 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.7.1.1. Belanghebbende 7 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 1.522 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.7.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.7.2.1. Belanghebbende 7 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 39.691aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.7.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.7.3.1. Belanghebbende 7 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 34.555 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.7.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.8.1.1. Belanghebbende 8 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 735 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.8.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.8.2.1. Belanghebbende 8 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 18.521aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.8.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.8.3.1. Belanghebbende 8 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 22.137 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.8.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.9.1.1. Belanghebbende 9 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 3.294 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.9.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.9.2.1. Belanghebbende 9 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 83.936aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.9.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.9.3.1. Belanghebbende 9 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 86.627 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.9.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.10.1.1. Belanghebbende 10 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 2.450 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.10.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.10.2.1. Belanghebbende 10 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 61.674 aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.10.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.10.3.1. Belanghebbende 10 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 65.806 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.10.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.11.1.1. Belanghebbende 11 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 197 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.11.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.11.2.1. Belanghebbende 11 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 5.761 aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.11.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.11.3.1. Belanghebbende 11 heeft op 29 september 2015 op aangifte een bedrag van € 6.401 aan verhuurderheffing over het jaar 2015 voldaan.
1.11.3.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.12.1.1. Belanghebbende 12 heeft op 30 september 2013 op aangifte een bedrag van € 3.336 aan verhuurderheffing over het jaar 2013 voldaan.
1.12.1.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.12.2.1. Belanghebbende 12 heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 76.492 aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.
1.12.2.2. De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
De tegen de hiervoor vermelde uitspraken ingestelde beroepen zijn door de rechtbank in haar uitspraken van 18 mei 2016 ongegrond verklaard.
De tegen deze uitspraken ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 29 juni 2016 en in alle zaken aangevuld bij brief van 30 augustus 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting (regiezitting) heeft plaatsgevonden op 3 mei 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij brieven van 17 mei 2017 aan partijen is toegezonden.
Naar aanleiding van de regiezitting zijn van de inspecteur brieven ontvangen van 3 juli 2017 en van 31 juli 2017. Afschriften hiervan zijn aan de wederpartij toegezonden.
Bij brief aan gemachtigde van 25 juli 2017 – met afschrift aan de wederpartij – heeft het Hof van belanghebbenden inlichtingen gevraagd.
Gemachtigde heeft geantwoord bij brieven van 28 juli en 4 augustus 2017, waarvan een afschrift is verzonden aan de wederpartij.
Bij brief van gemachtigde van 25 augustus 2017 (aangeduid als nadere memorie) zijn van belanghebbenden nadere stukken ontvangen. Een afschrift van deze brief met bijlagen is aan de wederpartij verzonden.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 20 september 2017. Partijen hebben ermee ingestemd dat het Hof in alle zaken uitspraak doet vervat in één geschrift. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De belanghebbenden hebben op 1 januari van de jaren 2013, 2014 en 2015 krachtens eigendom het genot van huurwoningen in de zin van de Wet verhuurderheffing (Wet van 3 juli 2013, Stb. 2013, 284 en 285; hierna: Wvh) en de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Wet van 18 december 2013, Stb 2013, 583; hierna: Wmw II).
De belanghebbenden 1 tot en met 5 en 7 tot en met 11 hebben voor de jaren 2013, 2014 en 2015 aangifte verhuurderheffing gedaan naar de ten aanzien van hen onder 1 vermelde bedragen.
Belanghebbenden sub 12 hebben voor de jaren 2013 en 2014 aangifte verhuurderheffing gedaan naar de ten aanzien van hen onder 1 vermelde bedragen.
2.2.3.1. Belanghebbende 6 heeft voor het jaar 2015 aangifte verhuurderheffing gedaan naar het ten aanzien van haar onder 1 vermelde bedrag.
2.2.3.2. De woningen waarover belanghebbende 6 in 2015 aangifte heeft gedaan, behoorden in het verleden toe aan de heer [L] die voor de jaren 2013 en 2014 belastingplichtig was voor de verhuurderheffing en die op 4 februari 2014 is overleden. Zijn erfgenamen (belanghebbenden sub 12) zijn zijn echtgenote [naam] en zijn dochter [naam] , ieder voor de onverdeelde helft van de nalatenschap.
2.2.3.3. In september 2014 hebben de erven [L] de juridische eigendom van de tot de nalatenschap behorende huurwoningen overgedragen aan belanghebbende 6. De economische eigendom van die woningen is bij de erven blijven berusten.
In het in opdracht van Stibbe N.V. tot stand gekomen rapport ‘Berekening effect verhuurderheffing en extra huurinkomsten door inkomensafhankelijke huurverhoging’ van OTB/Faculteit bouwkunde, Technische Universiteit Delft (16 april 2015) is onder meer het volgende vermeld:
“3 Resultaten3.1 Inleiding(…) Bij de in opdracht van Stibbe uitgevoerde berekeningen (…) zijn extra boven-inflatoire huurinkomsten tot inflatie plus 1.5% van gereguleerde woningen, inkomsten uit harmonisatie bij mutatie van gereguleerde woningen en boven-inflatoire huurstijging van geliberaliseerde woningen niet meegerekend als extra huurinkomsten die het gevolg zijn van de verruiming van het huurbeleid. (…)4. ConclusieDe (…) onderzoeksresultaten laten zien dat, op basis van de in hoofdstuk 1 en 2 geformuleerde uitgangspunten, de uitgaven aan de verhuurderheffing niet gecompenseerd kunnen worden door de extra opbrengsten uit de verruiming van het huurbeleid. Deze conclusie geldt zowel wanneer wordt uitgegaan van de feitelijke verdiencapaciteit als wanneer wordt uitgegaan van de theoretische verdiencapaciteit. Voor wat de theoretische verdiencapaciteit betreft, geldt dat in de periode 2013-2017 de elf (rechts)personen tezamen, € 1.937.124 (contant per 1 januari 2014) meer aan verhuurderheffing betalen dan dat zij extra huurinkomsten genereren ten gevolge van de
verruiming van het huurbeleid. Indien niet wordt uitgegaan van de theoretische maar van de feitelijke verdiencapaciteit, is het tekort nog groter: € 2.147.533.”
In het rapport ‘Evaluatie verhuurderheffing van het Centrum voor Onderzoek’ van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) van de Rijksuniversiteit Groningen (2016) is op p. 57 e.v. onder meer het volgende vermeld:
“6. Beoordeling verhuurderheffing(…)6.6 ConclusieAls belasting die als doel heeft inkomsten te genereren is de verhuurderheffing niet ideaal:
De uitvoerbaarheid is goed;
Het is geen transparante maar een indirecte manier om huurders te belasten;
De economische verstoring is groter dan het kabinet aangeeft. De heffing veroorzaakt ongewenste financiële prikkels en het opvangen van de heffing door verhuurders heeft nadelige economische gevolgen.
De rechtvaardigheid is aanvechtbaar. De lasten komen bij een beperkte groep te liggen die een relatief laag inkomen heeft, en de lasten zijn binnen die groep ongelijk en arbitrair verdeeld. (…)
8. Beantwoording onderzoeksvragen(…)De verhuurderheffing wordt betaald door verhuurders (…) en heeft als primaire doel het aanvullen van de staatskas. Als extra rechtvaardigingen worden “het afromen van inkomensafhankelijke huurverhogingen die scheefwonen moeten tegengaan” en het “compenseren van overheidssteun” genoemd. (…) De heffing wordt voor het grootste deel (circa 85-90 procent) opgebracht door woningcorporaties, en voor de rest door particuliere verhuurders.(…)Omdat de verhuurderheffing wordt doorbelast aan huurders is deze dus (ook) een huurderheffing. Verschillende groepen huurders worden verschillend belast. De verhuurderheffing gaat dus gepaard met herverdeeleffecten. De lasten komen vooral terecht bij huurders die geen huurtoeslag ontvangen. Bovendien is het effect sterker als men huurt van een corporatie die een hoge heffing betaalt omdat deze corporaties de huur sterker laten stijgen. (…) De verhuurderheffing wordt (…) opgebracht door een beperkte groep huishoudens, die verschillend worden getroffen, en werkt denivellerend. Deze effecten zijn, afgaande op de Memorie van Toelichting, niet beoogd.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is in geschil of belanghebbenden voor de onderhavige jaren terecht verhuurderheffing hebben voldaan. In het bijzonder is in geschil: - of de verhuurderheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP); - of het (verdragsrechtelijke) gelijkheidsbeginsel van artikel 14 EVRM, artikel 26 IVBPR en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM aan de heffing van de verhuurderheffing ten aanzien van belanghebbenden – particuliere verhuurders van woningen – in de weg staat;- of de waarden van woningen met – naar belanghebbenden stellen – een geliberaliseerd huurcontract tot de grondslag van de verhuurderheffing kunnen behoren.