Gerechtshof Amsterdam, 21-12-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5518, 16/00566
Gerechtshof Amsterdam, 21-12-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5518, 16/00566
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 december 2017
- Datum publicatie
- 14 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:5518
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1574
- Zaaknummer
- 16/00566
Inhoudsindicatie
Heeft de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan?
Ambtshalve kennisgeving is noch naar vorm, noch naar inhoud als uitspraak op bezwaar aan te merken. Inspecteur heeft dwangsom verbeurd.
Uitspraak
kenmerk 16/00566
21 december 2017
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 4 november 2016 in de zaak met kenmerk HAA 16/828 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 27 augustus 2015 aan belanghebbende over het
tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 250, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 65 voor het niet (tijdig) doen van aangifte (hierna: de aangifteverzuimboete) en een verzuimboete van € 50 voor het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde belasting (hierna: de betaalverzuimboete).
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2015 alsnog aangifte omzetbelasting gedaan over
het tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015.
Belanghebbende heeft bij brief van 1 september 2015, ontvangen door de inspecteur op 4 september 2015, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboetes en daarbij verzocht om vergoeding van proceskosten.
De inspecteur heeft bij beschikking van 25 september 2015 met het opschrift “Kennisgeving Omzetbelasting Vermindering” de naheffingsaanslag omzetbelasting en betaalverzuimboete vernietigd.
Bij beslissing van 26 november 2015 heeft de inspecteur belanghebbende in verband met het bezwaar een proceskostenvergoeding toegekend van € 61.
De inspecteur heeft bij geschrift van 27 november 2015 met het opschrift “Uitspraak op
Bezwaarschrift Omzetbelasting Geen Teruggaaf” belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep in haar uitspraak van 4 november 2016 (kenmerk HAA 16/8) wegens gebrek aan belang
niet-ontvankelijk verklaard, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 310 en de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 168 aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 3 december 2015, ontvangen op 7
december 2015, in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar en verzocht om toepassing van de dwangsomregeling.
Bij beschikking van 24 december 2015 met het opschrift “Uitspraak op bezwaarschrift Omzetbelasting Vermindering” heeft de inspecteur de aangifteverzuimboete vernietigd.
Belanghebbende heeft bij brief van 2 februari 2016 beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar inzake de naheffingsaanslag en de betaalverzuimboete (fictieve weigering). De rechtbank heeft het beroep in haar uitspraak van 4 november 2016 (HAA 16/828) niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het hof ingekomen op 21
december 2016, gecorrigeerd bij brief van 27 december 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het hof verwijst voor de vaststelling van de feiten primair naar hetgeen is vermeld onder 1: “Ontstaan en loop van het geding”.
In aanvulling daarop stelt het hof de volgende feiten vast:
Bij afzonderlijke brief van 26 november 2015 (zie onder 1.5) heeft de inspecteur op het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase beschikt. In deze brief is onder meer vermeld:
“Deze beslissing maakt onderdeel uit van de uitspraak op bezwaarschrift die u inmiddels heeft ontvangen of binnenkort zult ontvangen. (…) indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u binnen zes weken na dagtekening van de beslissing op het bezwaarschrift een beroepschrift indienen (…). De dagtekening van de beslissing op het bezwaarschift is bepalend voor de beroepstermijn als genoemd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht”.
Bij beschikking van 27 november 2015 (zie onder 1.6) heeft de inspecteur blijkens het opschrift alsmede de daarin opgenomen rechtsmiddelverwijzing, uitspraak op het bezwaarschrift gedaan. De motivering van deze uitspraak luidt onder meer:
“(…)
U heeft bij de Belastingdienst een bezwaarschrift ingediend tegen de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer A] .
U heeft het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn ingediend. U bent hierdoor niet-ontvankelijk in het bezwaar. (…)”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de inspecteur uitspraak op bezwaar aangaande de naheffingsaanslag en de betaalverzuimboete heeft gedaan, welke vraag belanghebbende ontkennend en de inspecteur bevestigend beantwoordt. Bij ontkennende beantwoording van die vraag is in geschil of verweerder een dwangsom verbeurt. Tevens is in geschil of belanghebbende recht heeft op een hogere dan de toegekende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Niet in geschil is dat de naheffingsaanslag en de beide boetebeschikkingen inmiddels volledig zijn vernietigd zodat daarover geen geschil meer bestaat.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken alsmede het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.