Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:90, 15/00788

Gerechtshof Amsterdam, 03-01-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:90, 15/00788

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 januari 2017
Datum publicatie
18 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:90
Formele relaties
Zaaknummer
15/00788

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Vrijval herinvesteringsreserve?

Uitspraak

kenmerk 15/00788

3 januari 2017

uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: [gemachtigde]

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/1279 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 mei 2014 aan belanghebbende over het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de vennootschapsbelasting, berekend naar een belastbaar bedrag van € 6.998.980. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 132.220 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 december 2014, de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 september 2015 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 oktober 2015, aangevuld bij brief van 17 november 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2016. Belanghebbende noch haar gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben hiervan tevoren mededeling gedaan aan het Hof. Namens de inspecteur zijn verschenen L.J.M. Schaapherder en M. Ramhit. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’.

“1. Eiseres is opgericht op 17 januari 1989. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister van de kamer van koophandel bestaan de activiteiten van eiseres uit de exploitatie van onroerend goed.

2. Eiseres heeft in 2008 het zakelijk gebruikte onroerend goed in [Z] verkocht evenals haar onderneming, handelend onder de naam ‘ [onderneming] ’. Met de behaalde boekwinst van € 7.114.017 is een herinvesteringsreserve gevormd.

3. In de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 is op de balans geen herinvesteringsreserve opgenomen. Voorts is er geen winst met betrekking tot een vrijval van de herinvesteringsreserve aangegeven.

4. Bij het opleggen van de aanslag is rekening gehouden met de vrijval van de herinvesteringsreserve.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Partijen houdt verdeeld of de aanslag en de beschikking heffingsrente tot het juiste bedrag zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de vrijval van de herinvesteringsreserve in het jaar 2011 tot de winst van belanghebbende moet worden gerekend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

6 Beslissing