Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1168, 16/00557
Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1168, 16/00557
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 februari 2018
- Datum publicatie
- 17 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1168
- Zaaknummer
- 16/00557
Inhoudsindicatie
Dwangsom. Het Hof beoordeelt in deze uitspraak welk geschrift kan worden aangemerkt als de uitspraak op bezwaar. De kennisgeving van 12 juni 2015 is noch naar vorm, noch naar inhoud, als uitspraak op bezwaar aan te merken. Hierbij acht het Hof van belang dat dit geschrift het opschrift “Kennisgeving Omzetbelasting Vermindering” bevat en niet is aangeduid als “uitspraak op bezwaar”. Het Hof merkt het geschrift van 4 september 2015 “Uitspraak op Bezwaarschrift Omzetbelasting Vermindering” aan als de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende is niet tijdig daartegen in beroep gekomen. De inspecteur heeft op 23 februari 2106 alsnog beslist op het verzoek om proceskosten. De rechtbank heeft er aan voorbij gezien dat de tot het procesdossier behorende brief van gemachtigde van 29 februari 2016, welke is aangeduid als “aanvulling op beroepschrift”, als een afzonderlijk beroep tegen de later genomen beslissing op het verzoek om proceskosten dient te worden aangemerkt. Het Hof zal de desbetreffende brief en het onderliggende dossier aan de rechtbank doen toekomen, ten einde dit beroep alsnog als zodanig te behandelen.
Uitspraak
kenmerk 16/00557
27 februari 2018
uitspraak van derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te Hoorn, belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/226 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 31 oktober 2016 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 april 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 250 (aanslagnummer: [nummer] ) alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 61 voor het niet doen van aangifte (hierna: de aangifteverzuimboete) en een verzuimboete van € 50 voor het niet betalen van de verschuldigde belasting (hierna: de betaalverzuimboete) (de aangifteverzuimboete en betaalverzuimboete worden hierna tezamen aangeduid als ‘de verzuimboetes’).
Belanghebbende heeft op 19 mei 2015 alsnog aangifte omzetbelasting gedaan over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 mei 2015 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboetes en daarbij verzocht om vergoeding van proceskosten.
Bij kennisgeving van 12 juni 2015 met het opschrift “Kennisgeving Omzetbelasting Vermindering” zijn de naheffingsaanslag omzetbelasting en betaalverzuimboete verminderd tot nihil.
Met dagtekening 4 september 2015 heeft de inspecteur een “Uitspraak op bezwaarschrift Omzetbelasting Vermindering” aan belanghebbende gezonden.
Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 13 november 2015
in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar en verzocht om toepassing van de dwangsomregeling.
Bij brief van 2 december 2015, met het opschrift “Betreft: ingebrekestelling”, heeft de inspecteur gereageerd op de brief van belanghebbende van 13 november 2015.
Belanghebbende heeft bij brief van 5 januari 2016 beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. De rechtbank heeft het beroep in haar uitspraak van 31 oktober 2016 (HAA 16/226) niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13
december 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft verzuimd om aangifte omzetbelasting te doen over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, noch heeft hij over dit tijdvak enig bedrag aan omzetbelasting voldaan. Daarom zijn aan hem de naheffingsaanslag en de verzuimboetes opgelegd.
Het aanslagbiljet vermeldt de volgende toelichting:
“Reden voor deze naheffingsaanslag
De Belastingdienst heeft u deze naheffingsaanslag opgelegd omdat u geen aangifte heeft gedaan en geen omzetbelasting heeft betaald.
Toelichting bij de schatting
Op 16 april 2015 had de Belastingdienst uw aangifte over 01-01-2014 t/m 31-12-2014 nog niet ontvangen. Daarom heeft de Belastingdienst de omzetbelasting die u moet betalen geschat. Als u alsnog aangifte doet, past de Belastingdienst het bedrag van de naheffingsaanslag aan.
Toelichting bij de boete
Op 16 april 2015 had u de omzetbelasting voor 01-01-2014 t/m 31-12-2014 nog niet betaald.
De boete bedraagt 3% van het niet betaalde bedrag. Deze boete is minimaal € 50 en maximaal € 4.920.
Op 16 april 2015 had u de aangifte omzetbelasting over 01-01-2014 t/m 31-12-2014 nog niet ingediend. Dit wordt aangemerkt als een verzuim.
De boete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte bedraagt € 61.
(…)”
De onder 1.7 genoemde brief van 2 december 2015 bevat, voor zover hier van belang, de volgende tekst:
“Op 18 november 2015 heb ik uw brief ontvangen waarin u namens uw client de heer J. Spel de Belastingdienst in gebreke stelt omdat u op het door u op 27 mei 2015 tegen de aanslag 2170.63.573.F01.4400 ingediende bezwaarschrift nog geen uitspraak ontvangen heeft. Dit terwijl de behandeltermijn reeds verstreken is.
Op 17 november 2015 heb ik u telefonisch gesproken. Tijdens dit gesprek heb ik u medegedeeld dat de aanslag reeds in twee fasen vernietigd is. Met dagtekening 12 juni 2015 is de enkelvoudige belasting ad. € 250 en de boete van € 50 op nihil gesteld. Met dagtekening 4 september 2015 is de boete van € 61 op nihil gesteld.
Ook heb ik u medegedeeld dat uw cliënt hiervan de beschikkingen ontvangen heeft.
U deelde mij mede dat u het bezwaarschrift heeft ingediend en dat u dan ook de uitspraak dient te ontvangen.
Hierna doe ik uitspraak op uw bezwaarschrift en de ingebrekestelling.
Uitspraak op het bezwaarschrift
Bij deze deel ik u ook mede dat het bezwaarschrift tegen de aanslag 2170.63.573.F01.4400 geheel is toegewezen. Voor een toelichting verwijs ik u naar het bovenstaande.
(…)”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is het antwoord op de vraag of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Indien het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank houdt partijen verdeeld of belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding voor de kosten van de bezwaarprocedure alsmede of de inspecteur een dwangsom verbeurt wegens niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken alsmede het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.