Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1169, 16/00548

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1169, 16/00548

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 februari 2018
Datum publicatie
17 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1169
Zaaknummer
16/00548

Inhoudsindicatie

Het Hof is van oordeel dat de inspecteur het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er was wel degelijk sprake van een procesbelang na de ambtshalve vermindering in de bezwaarfase. Een bezwaar, beroep of (incidenteel) hoger beroep dient enkel niet-ontvankelijk te worden verklaard indien de indiener van dat rechtsmiddel geen procesbelang daarbij heeft. Van procesbelang is sprake indien de mogelijkheid bestaat dat het rechtsmiddel de belanghebbende in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit dan wel eventuele bijkomende beslissingen en voldaan is aan de overige ontvankelijkheidsvereisten, zelfs indien de initieel aangedragen gronden niet tot een gunstiger uitkomst kunnen leiden (Hoge Raad 12 mei 2017, nr. 15/05579, ECLI:NL:HR:2017:844, r.o. 2.3.2). In casu heeft de inspecteur de naheffingsaanslag ambtshalve verminderd tot € 1.607 en niet tot nihil. Bovendien heeft belanghebbende om een proceskostenvergoeding gevraagd. Het Hof vernietigt de andersluidende uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

kenmerk 16/00548

27 februari 2018

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/10 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 28 oktober 2016 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 mei 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 2.400 (aanslagnummer: [nummer] ) alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 65 voor het niet-doen van aangifte (hierna: de aangifteverzuimboete) en een verzuimboete van € 50 voor het niet‑betalen van de verschuldigde belasting (hierna: de betaalverzuimboete) (de aangifteverzuimboete en betaalverzuimboete worden hierna tezamen aangeduid als ‘de verzuimboetes’).

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 11 juni 2015 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboetes en daarbij verzocht om vergoeding van proceskosten.

1.3.

Bij kennisgeving van 26 juni 2015 met het opschrift “Kennisgeving Omzetbelasting Vermindering” is de naheffingsaanslag omzetbelasting verminderd tot € 1.607 en is de betaalverzuimboete verminderd tot nihil.

1.4.

Bij kennisgeving van 26 juni 2015 met het opschrift “Kennisgeving Omzetbelasting Vermindering” is de aangifteverzuimboete verminderd tot nihil.

1.5.

Bij kennisgeving van 5 november 2015, met het opschrift “Betreft: Verzoek kostenvergoeding”, heeft de inspecteur beslist op het verzoek om vergoeding van proceskosten.

1.6.

Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 10 november 2015 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar en verzocht om toepassing van de dwangsomregeling.

1.7.

Bij brief van 25 november 2015, met het opschrift “Betreft: uitspraak op bezwaar”, heeft de inspecteur uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende.

1.8.

Belanghebbende heeft bij brief van 22 december 2015 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep in haar uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.

1.9.

Het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 december 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Op 17 april 2015 heeft belanghebbende voor het eerste kwartaal 2015 een aangifte omzetbelasting ingediend naar een te betalen bedrag van € 1.607. Deze aangifte vermeldt een onjuist OB-nummer. Op 21 april 2015 heeft belanghebbende dit bedrag voldaan. Bij deze voldoening is hetzelfde onjuiste OB-nummer vermeld. Omdat op het juist OB-nummer geen aangifte is gedaan en geen belasting is voldaan heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboetes opgelegd.

2.2.

Bij een interne controle heeft de inspecteur de door belanghebbende gemaakte fout ontdekt. Bij verminderingsbeschikkingen van 26 juni 2015 is vervolgens de naheffingsaanslag verminderd overeenkomstig de aangifte en zijn de verzuimboetes verminderd tot nihil.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Indien het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank houdt partijen verdeeld of het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard, of belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure alsmede of de inspecteur een dwangsom verbeurt wegens niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.

3.2.

Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken alsmede het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten

7 Beslissing