Gerechtshof Amsterdam, 13-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1171, 17/00245 ev
Gerechtshof Amsterdam, 13-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1171, 17/00245 ev
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 13 maart 2018
- Datum publicatie
- 18 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1171
- Zaaknummer
- 17/00245 ev
Inhoudsindicatie
Evenals de rechtbank verwerpt het Hof de administratie van een Japans restaurant. Het beroep op overmacht slaagt niet. De ten aanzien van belanghebbende genomen informatiebeschikkingen zijn terecht genomen.
Uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 17/00245 tot en met 17/00247
13 maart 2018
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende 1] , te [plaats] ,
[belanghebbende 2] , te [plaats] ,
[belanghebbende 3] , te [plaats] ,
belanghebbenden,
gemachtigde namens [belanghebbende 1] en [belanghebbende 3] : [belanghebbende 2] ,
tegen de uitspraak van 24 maart 2017 in de zaken met kenmerken HAA 15/4267, 15/4286 en 15/4287 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbenden
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 23 september 2014 ten name van [belanghebbende 3] , een informatiebeschikking genomen voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 en 2010, alsmede voor de heffing van omzetbelasting over de jaren 2009 en 2010.
De inspecteur heeft met dagtekening 23 september 2014, vervat in één geschrift, ten name van [belanghebbende 3] en [belanghebbende 2] , informatiebeschikkingen genomen voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012, alsmede een ten aanzien van [belanghebbende 1] voor de heffing van omzetbelasting over de jaren 2011 en 2012.
De namens belanghebbenden tegen de informatiebeschikkingen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 26 augustus 2015, ongegrond verklaard.
Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 24 maart 2017 het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 mei 2017 en is aangevuld bij brief van 25 mei 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2018. Aldaar zijn de procedures met de kenmerken 17/00245 tot en met 17/00247 gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. In de uitspraak van de rechtbank is [belanghebbende 1] aangeduid als ‘eiseres 1’, [belanghebbende 3] als ‘eiseres 2’, [belanghebbende 2] als ‘eiser’ (tezamen: ‘eisers’) en de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Japans restaurant [naam bedrijf] was in de onderhavige jaren gevestigd aan [adres] . Tot 1 januari 2011 werd [naam bedrijf] door eiseres 2 in de vorm van een eenmanszaak gedreven, en sinds 1 januari 2011 als een vennootschap onder firma waarvan eiseres 2 en eiser de vennoten zijn.
2. In september 2013 is verweerder een onderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften ib/pvv 2008 tot en met 2012 en omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. Het rapport van het boekenonderzoek is op 10 juli 2014 verschenen. Het rapport vermeldt, voor zover van belang:
“4.1.8 Gebreken in de administratie
Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:
- er is geen kasboek bijgehouden;
- alle afstortingen vanuit de kas naar de zakelijke ING rekening en naar de diverse privé ING rekeningen (zie § 4.1.5) zijn niet verantwoord;
- in de kasopstelling komen structureel negatieve kassaldi voor;
- de uitkomsten van de privé vermogensvergelijkingen over 2009 tot en met 2012 leiden tot een negatief netto-privé (zie § 4.1.6);
- de digitale databestanden (detailgegevens) van het kassasysteem zijn niet bewaard gebleven;
- de dagelijkse kassarapporten (Payments by method), de maandelijkse kassarapporten (Report Category Sales) en de dag afsluitingsrapporten van de pinbetalingen (Equens) met uitzondering van het vierde kwartaal 2009 en het eerste kwartaal 2010 zijn niet bewaard gebleven;
- er worden geen voorraadlijsten bijgehouden;
- er kan geen aansluiting worden gemaakt tussen de maandelijkse kassarapporten en de verantwoorde creditcard bedragen op de uitdraaien van de Excelbladen.
Met de digitale bestanden en de overzichten zijn de vennoten in staat het personeel te controleren. Voor de Belastingdienst is het zonder de digitale bestanden en de overzichten niet mogelijk om de volledigheid van de omzet te controleren. De niet bewaarde stukken zijn hiervoor essentieel.
Doordat de digitale bestanden niet bewaard zijn gebleven zijn alle detailgegevens betreffende de bestellingen, betalingen en correctieboekingen verloren gegaan. Door het ontbreken van de detailgegevens van de bestellingen, zoals o.a. tafelnummers, tijdstip bestelling, doorlopende nummering bestelling, omschrijving bestelling, aantal verkopen per product en verkoopprijs van het product, is een efficiënte en effectieve controle op de volledigheid van de geboekte omzet onmogelijk gemaakt. Eveneens kan er geen goederenbeweging worden gemaakt. De verkochte maaltijden en dranken kunnen niet worden aangesloten met de ingekochte goederen. Ook het niet bewaren van de gemaakte correctieboekingen brengt mee dat geen zekerheid omtrent de volledigheid van de geboekte omzet wordt verkregen.
Nu ook de overzichten niet bewaard zijn gebleven is de omzet niet meer te controleren met de door de belastingplichtige aangegeven omzet. Er is niet meer na te gaan of er verschillen zijn opgetreden.”
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal derhalve ook uitgaan van die feiten.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in geschil of de inspecteur de informatiebeschikkingen terecht heeft vastgesteld, meer in het bijzonder of belanghebbenden hebben voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).