Gerechtshof Amsterdam, 24-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1365, 17/00176
Gerechtshof Amsterdam, 24-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1365, 17/00176
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 april 2018
- Datum publicatie
- 6 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1365
- Zaaknummer
- 17/00176
Inhoudsindicatie
Art. 7:15 Awb. Geen recht op proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Uitspraak
kenmerk 17/00176
24 april 2018
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[V.O.F. X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: W.F. Bruinsma
tegen de uitspraak van 10 februari 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/1196 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2015 aan belanghebbende over het
tijdvak 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd naar een geschat bedrag van € 5.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 65 voor het niet (tijdig) doen van aangifte (hierna: de aangifteverzuimboete) en een verzuimboete van € 128 voor het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde belasting (hierna: de betaalverzuimboete).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij kennisgeving, gedagtekend 15
januari 2016, de naheffingsaanslag en de betaalverzuimboete vernietigd. De inspecteur heeft bij uitspraak, gedagtekend 26 februari 2016, ook de aangifteverzuimboete vernietigd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar
uitspraak van 10 februari 2017 als volgt beslist (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als eiseres en de inspecteur als verweerder):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- handhaaft de uitspraken op bezwaar;
- wijst het verzoek om kostenvergoeding in bezwaar af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van
€495;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 maart
2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 27 februari 2018 is een nader stuk ontvangen van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018, tegelijkertijd met het
onderzoek in de zaak met kenmerk 17/00175. Van het verhandelde
ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Eiseres is opgericht op 1juli 2015 en drijft een onderneming waarvan de
activiteiten bestaan uit de reparatie van computers en randapparatuur alsmede groothandel in computers, randapparatuur en software. Voor 1 juli 2015 werd de onderneming gedreven in de vorm van een eenmanszaak door de heer [X ] (een van de vennoten van eiseres) h.o.d.n. [Onderneming X] .
2. Eiseres heeft zich bij de Belastingdienst aangemeld als ondernemer voor de
omzetbelasting en heeft hierover een brief van de Belastingdienst ontvangen gedateerd 16 juli 2015. In deze brief is aangegeven dat eiseres is opgenomen als kwartaalaangever.
3. Met dagtekening 30 november 2015 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak
1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd naar een geschat bedrag van € 5.000, alsmede bij beschikking een aangifteverzuimboete van € 65 en een betaalverzuimboete van € 128.
4. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij brief van 30 november 2015, door
verweerder ontvangen op 1 december 2015. Dit bezwaarschrift is tevens gericht tegen de naheffingsaanslag die is opgelegd aan de voorganger van eiseres, [X ] met
betrekking tot het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 31 juli 2015. In het bezwaarschrift wordt verzocht om toekenning van een kostenvergoeding.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.