Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1474, 17/210

Gerechtshof Amsterdam, 03-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1474, 17/210

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 mei 2018
Datum publicatie
21 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1474
Formele relaties
Zaaknummer
17/210

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting; is sprake van schending van de hoorplicht in de bezwaarfase? Telefonische hoorzittingen; geen sprake van door de heffingsambtenaar gevoerd beleid omtrent dit type hoorzittingen; heffingsambtenaar heeft verzoek belanghebbende voor telefonische hoorzitting over het hoofd gezien; heffingsambtenaar niet gehouden tot toezending van de op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase

Uitspraak

kenmerk 17/00210

3 mei 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J. van Gemert

tegen de uitspraak van 20 maart 2017 in de zaak met kenmerk AMS 16/4057 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 15 april 2016 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen op 22 mei 2016 bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 16 juni 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 20 maart 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 22 maart 2017 hoger beroep ingesteld en dat bij faxbericht van 10 mei 2017 gemotiveerd. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2018. Belanghebbendes gemachtigde is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. B. Brekveld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Op dinsdag 12 april 2016 omstreeks 14.31 uur is geregistreerd dat de auto van belanghebbende, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), stilstond op de locatie Tweede Nassaustraat ter hoogte van nummer 27 te Amsterdam.

2.2.

Ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 2016 van de gemeente Amsterdam (Gemeenteblad 2015, afd. 3A, nr. 321/1261, hierna: de Verordening) is in geval van parkeren op die locatie op dat tijdstip belasting ter zake van het parkeren verschuldigd (artikel 1, aanhef en onderdeel a van de Verordening). Die parkeerbelasting is echter – voor zover hier van belang – op grond van artikel 3, vierde lid, van de Verordening niet verschuldigd door hen die belastingplichtig zijn ingevolge het bepaalde in artikel 1, aanhef en onderdeel b, van de Verordening (een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze).

2.3.

Belanghebbende beschikt over een vergunning (deelvergunningsgebied Westerpark 1.2 – Westerstaatsman). Volgens de door de heffingsambtenaar overgelegde plattegrond, behorend bij de vergunningsvoorwaarden, is de straat waar belanghebbende de auto heeft neergezet geheel gemarkeerd als zone waar de vergunning niet geldig is van maandag tot en met zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur (deelvergunningsgebied Westerpark 1.3 – Witteneiland).

2.4.

In het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag van 22 mei 2016 staat het volgende vermeld:

“(…)

Ik verzoek u (…) om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Tot slot wordt verzocht om telefonisch te worden gehoord in deze zaak (…)”.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een brief van de heffingsambtenaar aan gemachtigde van belanghebbende van 31 mei 2016, met als onderwerp ‘Verzoek tot aanleveren gronden/Verzoek tot horen.’:

“(…)

Wij gaan er vanuit de gronden van het bezwaar binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief te hebben ontvangen.

In uw bezwaarschriften heeft u aangegeven gehoord te willen worden.

Wij nodigen u daarom uit om uw standpunt mondeling toe te lichten op een hoorzitting op 13 juni 2016.

Wij vragen u om 11.00 uur aanwezig te zijn op het bezoekadres:

Nieuwpoortstraat 5-7 te Amsterdam.

Ik verzoek u zo spoedig mogelijk te laten weten of u aanwezig wilt zijn bij de hoorzitting. U kunt dit doen door per omgaande een schriftelijke mededeling naar bovenvermeld adres te sturen of te faxen naar bovenvermeld faxnummer. Indien wij voor 6 juni 2016 niets van u vernemen, gaan wij ervan uit dat u niet aanwezig wenst te zijn bij de hoorzitting.

U kunt iemand machtigen om namens u aanwezig te zijn op de hoorzitting. (…)

Tot drie dagen voor de hoorzitting kunt u de stukken komen inzien. U kunt hiervoor telefonisch een afspraak maken op bovenvermeld telefoonnummer.

Indien u geen gebruik maakt van de mogelijkheid om te worden gehoord, bijvoorbeeld omdat u van mening bent dat uw bezwaarschrift voldoende duidelijk en volledig is, zal er op grond van uw bezwaarschrift en bijbehorende stukken een uitspraak worden gedaan. U krijgt dan de beslissing op uw bezwaarschrift thuisgestuurd

(…)”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of sprake is van schending van de hoorplicht in de bezwaarfase. Voorts is tussen partijen in geschil of de heffingsambtenaar ten onrechte niet de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft toegezonden aan belanghebbende. Belanghebbende betoogt verder dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door een oordeel te geven over de vraag of al dan niet sprake is van parkeren in de zin van de Verordening.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing