Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1601, 17/00393

Gerechtshof Amsterdam, 03-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1601, 17/00393

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 april 2018
Datum publicatie
23 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1601
Formele relaties
Zaaknummer
17/00393

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft blijkens haar statuten als doel het verschaffen van woon- en/of werkruimte aan kunstenaars. Voor een deel van de door haar verhuurde panden wordt zij betrokken in de verhuurderheffing. Het Hof is van oordeel dat de verhuurderheffing niet in strijd is met artikel 1 EP. Voorts staat

het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel niet aan de heffing van de

verhuurderheffing ten aanzien van belanghebbende in de weg. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

kenmerken 17/00393

3 april 2018

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [a] te [plaats] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J. Sinnige, Wieringa advocaten te Amsterdam

tegen

de uitspraak van 27 juni 2017 in de zaak met kenmerk HAA 15/4349 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

1 1. Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 30 september 2014 op aangifte een bedrag van € 72.332 aan verhuurderheffing over het jaar 2014 voldaan.

1.2.

De inspecteur heeft het tegen de voldoening op aangifte ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank in haar uitspraak van 27 juni 2017 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 augustus 2017 en aangevuld bij brief van 11 september 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 9 februari 2018 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende, opgericht in [jaar] en genaamd Stichting [a] , heeft blijkens haar statuten als doel het verschaffen van woon- en/of werkruimte aan kunstenaars. Zij tracht ter verwezenlijking van dat doel het genot te verkrijgen van te [plaats] gelegen panden welke waardevol zijn voor het stadsbeeld. Daarnaast heeft belanghebbende zich sedert de aanvang van haar bestaan (en met resultaat) het redden van […] stadsschoon ten doel gesteld.

2.2

Belanghebbende is eigenaar van onder meer 90 huurwoningen in de zin van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Wet van 18 december 2013, Stb. 2013, 583; hierna: Wmw II). Zij verhuurt deze woningen (hierna ook: de gereguleerde sector-woningen) tegen een huur die niet hoger is dan het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag

2.3.

Zij heeft aangifte verhuurderheffing 2014 gedaan naar een grondslag van € 18.984.889, te weten de op de door belanghebbende verhuurde gereguleerde sector-woningen betrekking hebbende WOZ-waarde ad € 21.358.000, minus 10 maal de gemiddelde WOZ-waarde voor 2014 ad € 237.311. Naar deze grondslag heeft belanghebbende voor het jaar 2014 € 72.332 aan verhuurderheffing op aangifte voldaan.

2.4.1.

Tot de stukken behoort de jaarrekening 2014 van belanghebbende (aanvulling hogerberoepschrift bijl. 1). Daarin is onder meer het volgende vermeld.

2.4.2.

De huurinkomsten bedragen € 1.080.217 (2013 € 1.044.776).

2.4.3.

Het negatief saldo van de winst- en verliesrekening bedraagt -/- € 179.216 (2013 -/- € 85.688), na (onder meer) een afschrijving op panden van € 182.403 (2013 -/- € 183.683).

2.4.4.

Tot de exploitatielasten (incl. afschrijving) ad € 635.235 behoort (afgerond) € 145.000 aan kosten ‘onderhoud door derden en onderhoudstoezicht’ en € 154.588 aan kosten ‘groot onderhoud’.

2.4.5.

De boekwaarde van de onroerende goederen bedraagt € 8.955.200.

2.4.6.

De WOZ-waarde van de panden bedraagt volgens de jaarrekening € 36.730.500.

2.4.7.

Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2014 € 1.087.512 en het vreemd vermogen, waaronder € 7.850.414 leningen waarvoor zekerheid is gesteld, bedraagt € 8.157.460.

2.4.8.

Op pag. 5 van de jaarrekening is onder meer het volgende vermeld:

“Jaarverslag 2014BestuursvergaderingenIn het verslagjaar 2014 heeft het bestuur (…) o.a. gesproken over de voortgang resp. de aanpak van de panden (…); tevens is gesproken over (…) het aangaan van een juridische fusie met de Stichting [b] .(…)

Door de sterke stijging van de Verhuurderheffing (2014 = € 72.332, 2013 = € 2.744) is over het boekjaar 2014 het operationele inkomen helaas negatief uitgevallen (- 28.000); dit tekort is opgevangen door verhoging van de leningen door Stichting [b] en Stichting [c] .”

2.5.

In de aanvulling op het hogerberoepschrift is onder meer het volgende vermeld:

“11. De woningen zijn bovendien lang voor de herziening van het huurpuntenstelsel verhuurd, [belanghebbende] kan (en wil) de gestegen WOZ-waarde niet meenemen in de bepaling van de huur aan zittende huurders.”

2.6.

Ter zitting van het Hof is namens belanghebbende onder meer het volgende verklaard:

“- U houdt mij voor dat de verkoop van onroerend goed mogelijk ook een inkomstenbron zou kunnen zijn voor belanghebbende en als zodanig meegenomen zou kunnen worden bij de beoordeling in hoeverre de verhuurderheffing drukt op de exploitatie van de huurwoningen. Ik kan daarop antwoorden dat het voor een investeerder niet aantrekkelijk is om te investeren in de panden van belanghebbende. Het betreft oudere panden waaraan veel onderhoud dient te worden gepleegd met huurders die een lage huur betalen en waarbij de mutatiegraad van het huurdersbestand ook niet veel wisselt. En zoals al in de pleitnota opgemerkt gaat het hier vaak om ongesplitste panden, waarvoor ook geen splitsingsvergunning kan worden verkregen. Dus het biedt ook geen zicht op een ‘losse’ verkoop in de toekomst. Alleen als men zelf een woning toevoegt aan het woningbestand krijgt men een vergunning van de gemeente, maar dat lost dus niets op want dan moet je eerst een woning verwerven om er daarna één te verkopen.(…)

- U vraagt mij of belanghebbende subsidies ontvangt ingevolge de Monumentenwet. Neen, weliswaar hebben wij veel rijksmonumenten in bezit, doch wij komen niet in aanmerking voor subsidies. Onze stichting is opgericht vóór de inwerkingtreding van de Monumentenwet. In de statuten moet staan dat je als doelstelling hebt het onderhoud en instandhouding van monumenten. Dat staat niet in onze statuten. Bovendien moet je, alvorens in aanmerking te komen voor subsidies op grond van de Monumentenwet, een uitgebreid onderzoek (laten) verrichten. Dit in het kader van een onderhoudsplan. Dat is een dure exercitie. Dat geld hebben wij juist hard nodig voor het plegen van onderhoud. Overigens zijn de statuten inmiddels wel gewijzigd om zo in aanmerking te komen voor subsidies ingevolge de Monumentenwet. De eerste stap is dus gezet. Ongeveer 35% van ons woningbestand betreft monumentenpanden.

- U vraagt mij hoe vaak er een huurwoning bij belanghebbende ‘vrijkomt’. Dat gebeurt sporadisch. Meestal komt er pand vrij door het overlijden van de huurder. De huren zijn zo laag dat huurders niet vrijwillig vetrekken. De meeste huurders blijven dan ook tot hun dood in hun huurwoning wonen. Soms komen er in jaar wat huurwoningen vrij, maar het komt ook voor dat er jaren geen panden vrij komen.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is in geschil of belanghebbende voor het onderhavige jaar terecht verhuurderheffing heeft voldaan. In het bijzonder is in geschil:

- of de verhuurderheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP);

- of het (verdragsrechtelijke) gelijkheidsbeginsel van artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR (hierna: het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel) aan de heffing van de verhuurderheffing ten aanzien van belanghebbende in de weg staat.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing