Gerechtshof Amsterdam, 25-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:169, 16/00421, 16/00422
Gerechtshof Amsterdam, 25-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:169, 16/00421, 16/00422
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 januari 2018
- Datum publicatie
- 26 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:169
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1198
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1681, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/00421, 16/00422
Inhoudsindicatie
De per 1 januari 2011 ingevoerde werkkostenregeling houdt – naar het oordeel van het Hof – geen onbeperkte verruiming ten opzichte van het voor 1 januari 2011 geldende regime voor van loonheffing vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen in.
Uitspraak
Kenmerken 16/00421 en 16/00422
25 januari 2018
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigde: mr. J.M.E. Jonk),
en het incidenteel hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. J.J.F. Stormmesand),
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 14/2600 en 15/2207 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen (met dagtekening 27 december 2013) opgelegd ten bedrage van € 465.534 (hierna: de naheffingsaanslag 2012).
Na het tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 22 mei 2014, de naheffingsaanslag 2012 verminderd tot een bedrag van € 447.340.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 juni 2013 tot en met 30 juni 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen (met dagtekening 28 oktober 2014) opgelegd ten bedrage van € 82.344 (hierna: de naheffingsaanslag 2013). Bij verminderingsbeschikking van 27 januari 2015 is de naheffingsaanslag 2013 verminderd met € 32.570 – te weten het bij wijze van eindheffing door belanghebbende op aangifte loonheffing reeds afgedragen bedrag - tot op € 49.744.
Na het tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 1 april 2015, de naheffingsaanslag 2013 (zoals vastgesteld bij de verminderingsbeschikking van 27 januari 2015) gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de onder 1.2 en 1.4 genoemde uitspraken beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 14 september 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslagen en de daarbij vastgestelde beschikkingen heffingsrente en belastingrente;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 445,20;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 659 aan eiseres te vergoeden.”
De tegen deze uitspraak door de inspecteur (in één geschrift) ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 28 september 2016 en nader aangevuld bij brief van 27 oktober 2016.
Op 12 december 2016 heeft belanghebbende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover die betrekking heeft op de naheffingsaanslag 2012. In datzelfde geschrift heeft belanghebbende een verweerschrift ingediend. Bij brief van 4 januari 2017 zijn het verweerschrift en het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep nader gemotiveerd.
Op 20 februari 2017 is van de inspecteur een conclusie van repliek ingekomen bij de griffie van het Hof. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.
Op 21 maart 2017 is van belanghebbende een conclusie van dupliek ingekomen bij de griffie van het Hof. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.
Op 10 november 2017 is van belanghebbende een nader stuk ingekomen bij de griffie van het Hof. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2017.
Van de zijde van de inspecteur zijn verschenen mr. J.M.E. Jonk voornoemd, mr. A.G. Nijkamp, D. Varkevisser en mr. J.B. Wieken. Van de zijde van belanghebbende zijn verschenen mr. J.J.F. Stormmesand voornoemd, mr. [xxx] en mr. [xxx] , bijgestaan door [xxx] , [xxx] , [xxx] , [xxx] en [xxx] .
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken van [A] B.V. (16/00243 en 16/00424), [B] N.V. (16/00425 en 16/00426), [C] B.V. (16/00427 en 16/00428) en [D] B.V. (16/00429 en 16/00430). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
1. Sinds 2007 kent de aan eiseres gelieerde vennootschap [B] N.V. een aandelenplan (hierna ook: het Aandelenplan 2007). Daarin is onder meer het volgende vastgelegd:
“1. Definities:
Aandeel:
(…)
Deelnemer: de houder van een of meer [aandelen].
Directie: de directie van [B] N.V.
Groepsraad: een door de Directie als zodanig aangewezen groep van medewerkers van [B] N.V. en haar groepsmaatschappijen.
(…)
[aandeel]: het Aandeel waaraan de rechten zijn verbonden als omschreven in artikel 3.
[periode]: de periode volgend op de verwerving van [aandelen] in een van de jaren 2007, 2008 en 2009 en eindigend op een Uitkeringsdatum, zijnde respectievelijk de 2007 [aandelen], 2008 [aandelen] en de 2009 [aandelen].
(…)
[B] : [B] N.V. en haar groepsmaatschappen
Uitkeringsdatum: de datum waarop de rechten verbonden aan een [aandeel] kunnen worden uitgeoefend, zijnde de dag waarop het dividend op Aandelen betaalbaar wordt gesteld, in het derde jaar na verwerving van het [aandeel]. Na de Uitkeringsdatum komen de bijzondere rechten verbonden aan de [aandelen], zoals omschreven in 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 te vervallen (…).
2 De toekenning van [aandelen]
Ieder Groepsraadslid is met inachtneming van dit Aandelenplan gerechtigd tot verwerving van een of meer [aandelen]. De verwerving vindt plaats in 2007, 2008 en 2009.
Het Groepsraadslid kan maximaal 75% van zijn bruto bonus aanwenden ter verwerving van [aandelen].
Het Groepsraadslid dient uiterlijk op de dag dat de aandeelhouders een keuze moeten maken ten aanzien van het keuzedividend, schriftelijk kenbaar te maken welk deel hij van zijn bonus wil aanwenden voor de aankoop van [aandelen].
(…)
3.Rechten verbonden aan een [aandeel]
Aan de [aandelen] zijn alle rechten verbonden die op grond van de wet, de statuten en/of een besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van [B] aan de Aandelen verbonden zijn. Daarenboven is elke Deelnemer voor elk [aandeel] dat op de Uitkeringsdatum in zijn bezit is, gerechtigd:
tot de verwerving van één Aandeel om niet door bijschrijving van dat Aandeel op de door de Deelnemer aangegeven effectenrekening;
alsmede
tot een bedrag in contanten (…);
alsmede
tot een bedrag in contanten (…).
Indien het dienstverband van een Deelnemer met [B] vóór een Uitkeringsdatum eindigt, anders dan in de hierna genoemde gevallen, of indien een Deelnemer de [aandelen] gedurende de [periode] heeft vervreemd, komen alle onder 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 genoemde rechten te vervallen.
(…)
5.Belastingen
[B] zal zorgdragen voor de afdracht van de als gevolg van enige toekenning uit hoofde van dit Aandelenplan verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremie of andere genoemde heffing voor zover zij daartoe als inhoudingsplichtig werkgever is gehouden.
[B] zal de Deelnemer daarnaast compenseren voor elke belasting, premie en/of andere heffing die de Deelnemer uit hoofde van de toekenning op grond van 3.1.1 verschuldigd mocht zijn.
Alle overige belastingen, premies en/of andere heffingen die de Deelnemer uit hoofde van de toekenningen sub 3.1.2 en 3.1.3 verschuldigd mocht zijn, komen ten laste van de Deelnemer.”
2. [B] N.V. heeft ook voor de jaren 2010 en verder een aandelenplan opgesteld (hierna ook: het Aandelenplan 2010). De tekst hiervan is, voor zover in dezen relevant, nagenoeg gelijkluidend aan de tekst van het Aandelenplan 2007, met dien verstande dat aan de in onderdeel 3.1.1 van het plan beschreven verwerving de voorwaarde is verbonden dat over het voorafgaande boekjaar een positief resultaat na belastingen is behaald.
3. In de jaren vóór 2012 heeft eiseres de om niet toegekende aandelen in het kader van het aandelenplan regulier bij de betreffende werknemers individueel verloond, waarbij de nettowaarde van de toegekende aandelen is gebruteerd tegen 108,3%.
4. Met ingang van 2012 past eiseres de zogenoemde werkkostenregeling zoals vervat in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB) toe.
5. In 2012 heeft eiseres in het kader van het Aandelenplan 2012 om niet aandelen toegekend met een totale nettowaarde van € 429.856. Eiseres heeft de aandelen aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de zin van de werkkostenregeling. Vanwege de overschrijding van de zogenoemde vrije ruimte van 1,4% heeft eiseres over de periode december 2012 in verband met de toegekende aandelen een bedrag van € 317.795 als eindheffing aangegeven (op basis van een tarief van 80%).
6. In 2013 heeft eiseres in het kader van het Aandelenplan 2012 om niet aandelen toegekend met een totale nettowaarde van € 76.010. Eiseres heeft de aandelen aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de zin van de werkkostenregeling. Vanwege de overschrijding van de vrije ruimte van 1,5% heeft eiseres over de periode december 2013 in verband met de toegekende aandelen een bedrag van € 32.570 als eindheffing aangegeven (op basis van een tarief van 80%).
7. Bij brief van 23 december 2013 heeft verweerder eiseres meegedeeld de aanwijzing van de aandelen als eindheffingsbestanddeel in 2012 niet te volgen en aangekondigd een naheffingsaanslag te zullen opleggen. Met dagtekening 27 december 2013 is de naheffingsaanslag 2012 opgelegd met toepassing van het gebruteerde tabeltarief van 108,3%.
8. Bij brief van 18 juli 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld de aanwijzing van de aandelen als eindheffingsbestanddeel in 2013 niet te volgen en eiseres verzocht om over het tijdvak 2013 correctieberichten in te dienen.
9. Eiseres heeft op 6 oktober 2014 correctieberichten ingediend. Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslag 2013 opgelegd, met toepassing van het gebruteerde tabeltarief van 108,3%.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.
De naheffingsaanslag 2012 heeft betrekking op de totale nettowaarde van de in 2012 aan een zevental werknemers van belanghebbende, allen lid van de groepsraad in de zin van het aandelenplan (hierna: de groepsraad), in het kader van het Aandelenplan 2010 om niet toegekende aandelen. Daarbij is de nettowaarde van de aandelen gebruteerd tegen een tarief van 108,3%. Aanvankelijk heeft de inspecteur nageheven over het totaalbedrag van de brutering, namelijk € 465.534. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hieraan is deels tegemoet gekomen. Bij uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd met een bedrag van € 18.194 tot een aanslag ter hoogte van een brutering van € 447.340. Deze vermindering heeft betrekking op het alsnog door de inspecteur accepteren van een bedrag van € 2.400 per werknemer als eindheffingsloon ex artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Wet LB. In de uitspraak op bezwaar van 22 mei 2014 is dit als volgt becijferd:
Naam |
salaris 2012 |
aantal aandelen |
waarde aandeel |
netto waarde |
niet in belangrijke mate |
wijkt af van gebruikelijk |
brutering 108,30% |
bruto waarde |
[werknemer 1] |
€ 210.275 |
6.587 |
19 |
€ 125.153 |
€ 2.400 |
€ 122.573 |
€ 132.941 |
€ 258.094 |
[werknemer 2] |
€ 126.696 |
3.192 |
19 |
€ 60.648 |
€ 2.400 |
€ 58.248 |
€ 63.083 |
€ 123.731 |
[werknemer 3] |
€ 140.406 |
4.509 |
19 |
€ 85.671 |
€ 2.400 |
€ 83.271 |
€ 90.182 |
€ 175.853 |
[werknemer 4] |
€ 148.422 |
1.238 |
19 |
€ 23.522 |
€ 2.400 |
€ 21.122 |
€ 22.875 |
€ 46.397 |
[werknemer 5] |
€ 158.079 |
3.726 |
19 |
€ 70.794 |
€ 2.400 |
€ 68.394 |
€ 74.071 |
€ 144.865 |
[werknemer 6] |
€ 124.516 |
1.811 |
19 |
€ 34.409 |
€ 2.400 |
€ 32.009 |
€ 34.666 |
€ 69.075 |
[werknemer 7] |
€ 167.567 |
1.561 |
19 |
€ 29.659 |
€ 2.400 |
€ 27.259 |
€ 29.521 |
€ 59.180 |
Totaal |
€ 429.856 |
€ 447.340 |
€ 877.196 |
De naheffingsaanslag 2013 ziet op de totale nettowaarde van de in 2013 aan een viertal werknemers van belanghebbende, allen lid van de groepsraad, in het kader van het Aandelenplan 2010 om niet toegekende aandelen. Daarbij is de nettowaarde van de aandelen gebruteerd tegen een tarief van 108,3%. Er is nageheven over het totaalbedrag van de brutering, te weten € 82.344. In het bij de rechtbank ingediende verweerschrift door de inspecteur is dit als volgt becijferd:
Naam |
salaris 2013 |
aantal aandelen |
waarde aandeel |
netto waarde |
brutering 108,30% |
bruto waarde |
[werknemer 3] |
€ 68.350 |
2280 |
10 |
€ 22.800 |
€ 24.700 |
€ 47.500 |
[werknemer 4] |
€ 68.170 |
2027 |
10 |
€ 20.270 |
€ 21.959 |
€ 42.229 |
[werknemer 5] |
€ 70.461 |
2027 |
10 |
€ 20.270 |
€ 21.959 |
€ 42.229 |
[werknemer 6] |
€ 70.525 |
1267 |
10 |
€ 12.670 |
€ 13.726 |
€ 26.396 |
Totaal |
€ 76.010 |
€ 82.344 |
€ 158.354 |
Anders dan bij de naheffing met betrekking tot 2012 (zie 2.3.) is er eerst in de hoger beroepsfase ter zake van de naheffing 2013 rekening gehouden met een bedrag van € 2.400 per werknemer als eindheffingsloon ex artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Wet LB. Partijen hebben ter zitting van het Hof (eensluidend) verklaard dat deze vermindering (tot kort voor de zitting van het Hof) achterwege is gebleven op verzoek van belanghebbende; belanghebbende heeft in haar correctieberichten – naar de inspecteur onbetwist heeft aangevoerd - bewust geen rekening gehouden met de vermindering van
€ 2.400 per werknemer en tijdens het hoorgesprek in de bezwaarfase vervolgens ook aangegeven dat hier bij de oplegging van de naheffingsaanslag (en de uitspraak op bezwaar) geen rekening mee behoefde te worden gehouden. Partijen hebben ter zitting van het Hof eensluidend verklaard dat deze ambtshalve vermindering (hierna ook: de ambtshalve vermindering) inmiddels haar beslag heeft gekregen/is uitgevoerd.