Gerechtshof Amsterdam, 05-06-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1746, 17/00229 tot en met 17/00231
Gerechtshof Amsterdam, 05-06-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1746, 17/00229 tot en met 17/00231
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 juni 2018
- Datum publicatie
- 22 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1746
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2017:2008, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1319
- Zaaknummer
- 17/00229 tot en met 17/00231
Inhoudsindicatie
Formeel recht; principaal hoger beroep: is de informatiebeschikking terecht genomen door de inspecteur? Incidenteel hoger beroep: schadevergoeding voor belanghebbende vanwege onrechtmatig verspreiding boekhouding door de inspecteur?
Principaal hoger beroep. Op welke belastingmiddelen en onderscheiden tijdvakken ziet de beschikking? Toetsingsmoment rechtmatigheid beschikking op het moment van nemen ervan. Herstel verzuimen door belanghebbende, van arbeidsintensieve aard, kunnen hooguit gevolgen hebben voor rechtsgevolg beschikking. Schending administratieplicht door belanghebbende. Aanzienlijke verschillen tussen door belanghebbende toegezonden bestanden. Geen termen aanwezig om belanghebbende alsnog een termijn te bieden om aan zijn administratieverplichting te voldoen.
Incidenteel hoger beroep. Ondanks dat de rechtbank door belanghebbende gedaan getuigenaanbod niet heeft behandeld, komt het Hof het oproepen van getuigen niet zinvol voor. Het Hof komt voorts niet tot ander oordeel dan de rechtbank met betrekking tot door belanghebbende verzochte schadevergoeding.
Uitspraak
kenmerken 17/00229 tot en met 17/00231
5 juni 2018
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
en het incidenteel hoger beroep van
[X] , te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. L.E. Janszen
tegen de uitspraak van 17 maart 2017 in de zaak met kenmerken HAA 15/162, HAA 15/163 en HAA 15/164 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 26 maart 2014 op naam van belanghebbende een informatiebeschikking genomen in de zin van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) met betrekking tot ten aanzien van belanghebbende op te leggen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekering (hierna: IB) en omzetbelasting (hierna: OB) over de belastingjaren 2008, 2009 en 2010.
Na tegen de hiervoor gemelde beschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 17 november 2014, de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen voornoemde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij de uitspraak van 17 maart 2017 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de informatiebeschikking;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.485;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.”
De inspecteur heeft tegen deze uitspraak op 24 april 2017 hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 5 juni 2017 een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
De inspecteur heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van mr. N. R. Janszen, kantoorgenoot van gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen F.H.M. van Hooff en mr. drs. B.J.E. Lodder. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser drijft een advocatenkantoor in [A] .
2. Verweerder heeft aan eiser aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd voor de jaren 2008 en 2009. De aanslagen zijn overeenkomstig de door eiser ingediende aangiften vastgesteld.
3. Eiser heeft aangifte ib/pvv gedaan over het jaar 2010. Naar aanleiding van deze aangifte heeft verweerder eiser verschillende malen om informatie gevraagd. De vragen hadden betrekking op de werkzaamheden van eiser en de daarmee verband houdende opbrengsten en kosten alsmede op geclaimde uitgaven voor rijksmonumentenpanden. Eiser heeft op de verzoeken om informatie gereageerd.
4. Op 11 oktober 2013 heeft verweerder zowel schriftelijk als telefonisch een boekenonderzoek aan eiser aangekondigd met als doel de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften ib/pvv voor de jaren 2008 tot en met 2010 en de aangiften omzetbelasting over de periode 2008 tot en met 2010.
5. Op 1 november 2013 is verweerder met het boekenonderzoek gestart.
6. Bij e-mailbericht van 6 november 2013 heeft verweerder eiser geïnformeerd over onder meer de verkrijgbaarheid van boekhoudprogramma’s voor het voeren van de administratie. Daarbij heeft verweerder ook enkele tips gegeven met betrekking tot het boeken van kosten indien met een Excel spreadsheet zou worden gewerkt.
7. Bij brief van 6 december 2013 heeft verweerder eiser bericht dat ter behoud van rechten een naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2008 is opgelegd.
8. Bij brief van 20 februari 2014 heeft verweerder eiser verzocht de administratie op een zodanige wijze aan te leveren dat deze eenvoudig te controleren is. Eiser is tot 20 maart 2014 in de gelegenheid gesteld hieraan te voldoen. Hierbij is erop gewezen dat een informatiebeschikking zal worden afgegeven indien eiser niet aan het verzoek voldoet.
9. Met dagtekening 26 maart 2014 heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld. In de informatiebeschikking is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften:
- inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2010;
- omzetbelasting over de periode 2008 tot en met 2010.
is gebleken dat u zich op onderdelen niet heeft gehouden aan de administratieplicht. De bepalingen op dit gebied vindt u terug in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Deze bepalingen bevatten kwaliteitseisen welke aan een administratie gesteld worden ten behoeve van de belastingheffing.
Ik ben van mening dat uw administratie niet de wettelijke normen voldoet:
Administratieplicht
Uw administratie voldoet (op onderdelen) niet aan het eerste lid van artikel 52 van de AWR. (…) Bij een geobjectiveerde benadering kom ik tot het oordeel dat uw administratie op belangrijke onderdelen niet aan de wettelijke norm voldoet. En wel op de volgende onderdelen en/of om de volgende redenen:
De administratie is opgemaakt in een Word document. Dit document is geprint. Het originele Word document is na het printen van de computer verwijderd.
Op het geprinte Word document worden enkel de bedragen van de gemaakte kosten Inclusief btw, btw en exclusief btw vermeld.
Datum, naam leverancier, omschrijving kostenpost ontbreken.
De nota’s zijn per maand gerangschikt. Op de nota’s worden enkel de betalingsdata vermeld maar deze data staat niet vermeld op het word document.
De nota’s zijn niet op eenvoudige wijze terug te vinden omdat:
- de nota’s niet genummerd zijn;
- op de nota staat niet vermeld onder welke kostenpost deze geboekt is;
- er nota’s van privé- uitgaven tussen de zakelijk nota’s zitten (op deze nota’s staat geen aantekening dat het privé- uitgaven betreffen en zijn niet als zodanig geboekt).
Bewaarplicht
U heeft (onderdelen van) uw administratie niet gedurende de wettelijke termijn bewaard. U voldoet daardoor (op onderdelen) niet aan het vierde lid van artikel 52 van de AWR. (…) De volgende onderdelen van uw administratie zijn weggegooid en/of vernietigd, dan wel ontbreken:
De onderliggende stukken zijn niet geordend maar bestaan uit een stapel aan elkaar geniete bonnen. Belastingplichtige is op 6 november 2013 verzocht binnen een redelijke termijn een controleerbare administratie aan te bieden. Hier is geen gehoor aangegeven. Derhalve is op 20-02-2014 een rappel verstuurd. Ook hierop is niet gereageerd
Ik stel dan ook vast dat u niet of niet geheel aan uw administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR heeft voldaan. Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking. (…)
Als u niet of niet tijdig bezwaar maakt tegen deze beschikking, wordt deze informatiebeschikking onherroepelijk. Dat brengt dan met zich mee dat u in een nadelige bewijspositie terechtkomt in de bezwaarfase tegen de belastingaanslagen waarop de informatieverzoeken zien. U dient dan namelijk te bewijzen dat die belastingaanslagen niet juist zijn, de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast.”
10. Naar aanleiding van de informatiebeschikking heeft eiser verweerder bij brief van 6 mei 2014, voor zover thans van belang, als volgt geïnformeerd:
“Hierdoor verzoek ik primair om een extra termijn voor het indienen van de nieuwe boekhouding, zoals door u verzocht.
Subsidiair, voorzover nodig, maak ik hierdoor bezwaar tegen uw bijgaande informatiebeschikking van 26 maart j.l.
De gronden van het primaire verzoek zijn, dat op 19 maart j.l. de nieuwe boekhouding over 2008 in excel-bestand naar u is toegezonden, maar daarop heeft u nog niet gereageerd resp. u heeft nog niet uw akkoord daarover uitgesproken, zoals was afgesproken. Desondanks zijn wij thans bezig met de nieuwe boekhouding over 2009. Zoals u weet kost deze nieuwe boekhouding erg veel tijd. Gaarne verneem ik van u of deze nieuwe boekhouding kan worden voortgezet en ik verzoek u om een extra termijn voor die nieuwe boekhouding over 2009 en 2010.
Het subsidiaire bezwaar is gebaseerd op het bovenstaande, alsmede dat de informatiebeschikking in strijd is met het verzoek om informatie te verstrekken en met de feiten. Immers, de nieuwe excel-boekhouding was al bij in ingediend maar alleen de (oude) word-boekhouding wordt door u vermeld en van een ontbrekende boekhouding binnen de termijn van 7 jaar is nooit sprake geweest. (…)
Bovendien is de (oude) word-boekhouding in de afgelopen 30 jaar een aantal keren door uw belastingdienst goedgekeurd, o.a. tijdens twee eerdere boekcontroles. Ergo, tijdens de eerste boekcontrole in de jaren negentig heeft u die boekhouding zelf voorgesteld als vervanger van mijn toenmalige grootboek. Derhalve dient die word-boekhouding als juist te worden beoordeeld.
Uw verzoek van dit jaar om die word-boekhouding om te zetten in een excel-boekhouding heb ik slechts uit coulance opgevolgd, maar dit kost mij wel heel veel tijd naast mijn gewone werkzaamheden. Uiteraard kan deze coulance niet worden beschouwd als een erkenning van een ondeugdelijke boekhouding.
Derhalve verzoek ik u uw beschikking te vernietigen, met vergoeding van mijn kosten.”
11. Bij e-mailbericht van 14 mei 2014 heeft eiser verweerder vier Excel-bestanden met gegevens betreffende het jaar 2008 doen toekomen.
12. Bij brief van 23 juni 2014 heeft verweerder eiser, voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Op 23 juni heb ik u telefonisch gesproken met betrekking tot het indienen van uw administratie over de jaren 2009 en 2010.
Ik stel u voor de laatste keer in de gelegenheid om uw administratie (zijnde het excel spreadsheat) over de jaren 2009 en 2010 in te dienen met als uiterste datum 11 augustus 2014. (…)
Tevens bevestig ik de gemaakte afspraak dat ik bij u op vrijdag 29 augustus om 09.00 het boekenonderzoek (…) zal voortzetten.
Ik verzoek u met betrekking tot de onderneming om de volgende stukken op 29 augustus ter inzage klaar te leggen:
(…)
Ik verzoek u met betrekking tot uw privé de volgende stukken op 29 augustus ter inzage klaar te leggen:
(…)”
13. Bij brief van 13 augustus 2014 heeft verweerder eiser geïnformeerd over het voornemen het bezwaarschrift af te wijzen.
14. Op 22 september 2014 heeft een hoorgesprek tussen partijen plaatsgevonden. Verweerder heeft bij brief van 23 september 2014 het hoorverslag aan eiser gestuurd. Eiser heeft bij brief van 9 oktober 2014 schriftelijk op het hoorverslag gereageerd.
15. Op 13 november 2014 heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden, met als doel om afspraken te maken met betrekking tot de afhandeling van het boekenonderzoek en de afdoening van het bezwaarschrift tegen de informatiebeschikking. Het is partijen niet gelukt afspraken te maken.
16. Verweerder heeft op 17 november 2014 uitspraak op bezwaar gedaan.
17. Verweerder heeft op 1 september 2016 de aanslag ib/pvv voor het jaar 2010 vastgesteld.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt hieraan nog het volgende toe.
Belanghebbende heeft op 19 maart 2014 vier Excel-bestanden met gegevens over het jaar 2008 (eerste t/m vierde kwartaal) verzonden aan een e-mailadres van een medewerker van de Belastingdienst ( [B1] ), niet zijnde het e-mailadres van de bij het boekenonderzoek betrokken inspecteur ( [B2] ).
De inspecteur heeft in oktober 2015 vier Excel-bestanden met gegevens over het jaar 2009 (eerste t/m vierde kwartaal) gekregen. Bij e-mailbericht van 31 oktober 2015 heeft belanghebbende de inspecteur vier Excel-bestanden met gegevens over het jaar 2010 (eerste t/m vierde kwartaal) doen toekomen.
Volgens een door belanghebbende opgemaakte urenregistratie inzake het omzetten van de boekhouding voor de jaren 2008, 2009 en 2010 van een Word-bestand naar een Excel-bestand heeft hij hieraan in totaal 239,9 uur voor 2008, 221,24 uur voor 2009 en 201,45 uur voor 2010 besteed.
3 Geschil in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in het principaal hoger beroep in geschil of de informatiebeschikking terecht is genomen.
In incidenteel hoger beroep is in geschil of de inspecteur dient te worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding wegens onrechtmatige verspreiding van de boekhouding van belanghebbende.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.