Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1924, 17/00127

Gerechtshof Amsterdam, 17-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1924, 17/00127

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 mei 2018
Datum publicatie
20 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1924
Zaaknummer
17/00127

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; uitgaven voor specifieke zorgkosten; belanghebbende maakt niet aannemelijk dat in 2014 sprake was van een medische aandoening (waarvoor fysio-fitness zou zijn gevolgd) noch dat hij in 2014 een dieet heeft gevolgd

Uitspraak

kenmerk 17/00127

17 mei 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z], belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 31 januari 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/2967 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 5 januari 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.228.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 29 april 2016 de aanslag IB gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 31 januari 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 8 maart 2017 hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2018. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde voornoemd en namens de inspecteur mrs. R. Vogelzang en M.S.H. Lange. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– de volgende feiten vastgesteld.

“1. Op 24 februari 2015 heeft eiser de aangifte ib/pvv 2014 ingediend. Het hierin aangegeven verzamelinkomen (tevens het inkomen uit werk en woning) bedraagt € 26.194 en is als volgt opgebouwd:

loon uit vroegere dienstbetrekking € 31.962

af: aftrekpost eigen woning € 3.135

af: uitgaven voor specifieke zorgkosten € 2.633

verzamelinkomen € 26.194

De uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn in de aangifte als volgt gespecificeerd:

uitgaven voor vervoer wegens ziekte of invaliditeit € 1.442

dieetkosten € 750

extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 310

genees- en heelkundige hulp € 796

€ 3.298

af: drempel € 665

aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 2.633

2. In een bijlage bij zijn brief van 20 augustus 2015 specificeert eiser de uitgaven voor specifieke zorgkosten als volgt:

reiskosten fysiotherapie te Hoorn; 3 x per week

45 ( weken) x 3 x 30 km x € 0,35 € 1.417

Fysiofitness € 696

hypercholesterolemiedieet € 100

maag-/darmdieet vrouw € 650

extra bewassingskosten, kleding, beddengoed i.v.m.

nadruppelen man € 310

mondhygiëniste € 80

tandarts € 20

diverse reiskosten € 25

€ 3.298

af: drempel € 660

aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 2.638

3. Met dagtekening 5 januari 2016 is de aanslag opgelegd. Hierin is het verzamelinkomen als volgt vastgesteld:

loon uit vroegere dienstbetrekking € 34.363

af: aftrekpost eigen woning € 3.135

af: uitgaven voor specifieke zorgkosten € 0

verzamelinkomen € 31.228

4. In de definitieve aanslag ib/pvv 2014 van de echtgenote van eiser is het verzamelinkomen vastgesteld op € 11.008.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.

2.3.

Tot de gedingstukken behoren de volgende twee verklaringen welke beide zijn ondertekend door [naam huisarts] (huisarts te [Z]):

- een verklaring gedateerd op 27 juli 2015 waarin, voor zover van belang, is opgenomen:

“Verklaring:

[Belanghebbende] heeft het advies gekregen om Fysio-fitness te volgen.”

- een in hoger beroep overlegde verklaring welke is gedateerd op 20 februari 2017 waarin, voor zover van belang, is opgenomen:

“Verklaring:

[Belanghebbende] dient op Medisch voorschrift Fysio-fitness te

Volgen.

Deze verklaring geldt als vervanging cq aanvulling op mijn Verklaring van 27-07-2015”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de aanslag IB 2014 op het juiste bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich – evenals in eerste aanleg – toe op de vraag of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag IB 2014 de door belanghebbende in zijn aangifte opgevoerde aftrek voor ‘uitgaven voor specifieke zorgkosten’ terecht heeft geweigerd. Meer specifiek zijn in hoger beroep de door belanghebbende ten behoeve van hemzelf gestelde aftrek voor dieetkosten en de eventuele aftrek voor kosten voor fysio-fitness in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Oordeel van de rechtbank

6 Kosten

7 Beslissing