Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1929, 16/00146

Gerechtshof Amsterdam, 29-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1929, 16/00146

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 mei 2018
Datum publicatie
20 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1929
Zaaknummer
16/00146

Inhoudsindicatie

Wet waardering onroerende zaken; waardering van een woning

Uitspraak

kenmerk 16/00146

29 mei 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. S. Hartog,

tegen de uitspraak van 24 februari 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/584 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Castricum, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2014 de waarde van de onroerende zaak [de woning] (hierna: de Woning) voor het jaar 2014 vastgesteld op € 339.000. Tegelijk is de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2014 bekendgemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van

24 december 2014 de vastgestelde waarde verlaagd tot € 325.000, en de daarop gebaseerde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 24 februari 2016 (verzonden op 1 maart 2016) als volgt op het beroep van belanghebbende beslist (belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn aangeduid als ‘eisers’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 317.000;

- vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting tot een berekend naar een waarde van

€ 317.000;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 12;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 11 april 2016 bij het Hof hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2018. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. drs. K.J. Smit, bijgestaan door J. Cramer (taxateur). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de Woning.

2.2.

De Woning is een vrijstaande woning met een rieten dak en drie dakkapellen. De Woning heeft een aangebouwde schuur/berging (ook met een rieten dak). De inhoud van de Woning is (inclusief dakkapellen) 247 m³. De oppervlakte van de grond bij de Woning is in totaal 645 m².

2.3.

De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de voor de Woning (na bezwaar) vastgestelde waarde van € 325.000 aansluiting gezocht bij verkoopgegevens van drie objecten, te weten [object 1], [object 2] en [object 3], alle gelegen in [Z] (hierna tezamen ook aangeduid als: de vergelijkingsobjecten).

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een door de heffingsambtenaar overlegde taxatiematrix (bijlage 4 bij het verweerschrift in eerste aanleg) en daarop zijn van de vergelijkingsobjecten vermeld de object-specifieke kenmerken, de verkoopdata, de verkoopprijzen, de (herleide) kubiekemeterprijzen en de grondwaardes. Deze taxatiematrix wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd en is als bijlage 1 aan de uitspraak gehecht.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de WOZ-waarde van € 317.000 van de Woning op de waardepeildatum

1 januari 2013 niet te hoog is. Belanghebbende bepleit een waarde van € 245.000.

3.2.

In geschil is voorts of belanghebbende aanspraak kan maken op een integrale proceskostenvergoeding.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing