Gerechtshof Amsterdam, 10-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2338, 17/00344
Gerechtshof Amsterdam, 10-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2338, 17/00344
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 juli 2018
- Datum publicatie
- 1 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:2338
- Zaaknummer
- 17/00344
Inhoudsindicatie
Proceskostenvergoeding nadat beroep door belanghebbende is ingetrokken.
Uitspraak
kenmerk 17/00344
10 juli 2018
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: G. Veldhuisen
tegen de uitspraak van 31 mei 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/450 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering
onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [de woning] voor het jaar 2016 vastgesteld op € 264.000.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak de vastgestelde
waarde verminderd tot € 215.000 en een kostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 246.
Na daartegen ingesteld beroep heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 190.000. Belanghebbende heeft vervolgens het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 31 mei 2017 de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 495.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 juli
2017, aangevuld bij brief van 24 augustus 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 18 juni 2018 is bij het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2018. Verschenen zijn de
gemachtigde voornoemd en, namens de heffingsambtenaar, B. Verhagen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.
Bij beschikking van 29 februari 2016 is de waarde voor het object [de woning] door de heffingsambtenaar vastgesteld op € 264.000. Belanghebbende heeft deze waarde bestreden en een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak op bezwaar van 12 december 2016 is de waarde van het object verlaagd tot op € 215.000. De heffingsambtenaar heeft daarbij een kostenvergoeding op de voet van artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegekend ten bedrage van € 246.
Bij brief van 23 februari 2017 heeft belanghebbende daartegen beroep aangetekend. In beroep bepleit hij een waarde van € 190.000. In het beroepschrift is, voor zover hier van belang, vermeld:
(…)
7. In de aanvullende gronden bezwaar d.d. 07-12-2016 heeft eiser aangegeven dat er ook separaat kosten zijn gemaakt voor uittreksels en het raadplegen van het register bij het Kadaster. Een kopie van de factuur daarvan ad € 42,20 is destijds bijgevoegd met verzoek om vergoeding daarvan. Verweerder heef hier echter geen gehoor aan gegeven (…). Alsnog wil eiser in deze procedure een verzoek doen om vergoeding van deze separaat gemaakte kosten.
(…)
Bij brief van 1 mei 2017 heeft belanghebbende, omdat de heffingsambtenaar volledig aan zijn grieven tegemoet was gekomen, zijn beroepschrift ingetrokken onder indiening van een verzoek tot een veroordeling in de proceskosten (ex artikel 8:75a Awb). Daarbij heeft belanghebbende een ‘formulier proceskosten’ met bijlagen ingediend. Dit formulier vermeldt, voor zover hier van belang, de volgende kosten:
25-06-16 Factuur Kadasterdata 201606372; waarderapport € 39,90
27-06-16 Factuur Kadaster 9007602247; uittreksels + woningtransacties € 42,20
16-02-17 Faktuur van Velsen WOZ-taxateur 2017026; deskundigenrapportage € 121,00 Totaal € 203,10
Bij brief van 4 mei 2017 heeft de rechtbank de ontvangst van de intrekking van het beroep bevestigd en belanghebbende verzocht om de zaak buiten zitting af te mogen doen.
Bij brief van 8 mei 2017 heeft belanghebbende de door de rechtbank gevraagde toestemming verleend.
De rechtbank heeft het formulier proceskosten met bijlagen voor een reactie doorgezonden naar de heffingsambtenaar.
Bij brief van 17 mei 2017 reageert de heffingsambtenaar op het door belanghebbende ingediende formulier proceskosten met bijlagen. In het bijgevoegde formulier verklaart de heffingsambtenaar dat hij akkoord gaat met het verzoek om een zitting achterwege te laten.
Bij brief van 18 mei 2017 stuurt de rechtbank deze reactie door naar belanghebbende.
Bij brief van 23 mei 2017 stuurt de rechtbank een brief aan partijen dat zij beiden toestemming hebben gegeven zonder zitting uitspraak te doen.
Op 24 mei 2017 belt belanghebbende met de griffie van de rechtbank. In dat gesprek geeft hij aan dat hij er bezwaar tegen heeft dat de brief van de heffingsambtenaar van 17 mei 2017 tot de gedingstukken gaat behoren. Omdat het dossier op dat moment niet ter griffie is, wordt belanghebbende verzocht om later terug te bellen.
Op 29 mei 2017 belt belanghebbende nogmaals met de griffie van de rechtbank. Belanghebbende wordt medegedeeld dat het dossier in beginsel is gesloten maar dat hij kan proberen om alsnog een nader stuk in te dienen.
Bij brief van 31 mei 2017 geeft belanghebbende de rechtbank aan dat hij het niet eens is met het verweer van de heffingsambtenaar in diens brief van 17 mei 2017.
Bij brief van 1 juni 2017 geeft de rechtbank aan dat op 31 mei 2017 uitspraak is gedaan en dat met de brief van 31 mei 2017 daarom geen rekening kan worden gehouden. Belanghebbende wordt gewezen op de mogelijkheid om tegen de uitspraak hoger beroep in te dienen.
In de uitspraak van 31 mei 2017 is door de rechtbank aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 495 toegekend.
Ter zitting bij het Hof heeft belanghebbende een WOZ-taxatieverslag overgelegd. Het betreft een (inpandige) rapportage over de waarde van de woning aan de [de woning] per waarde peildatum 1 januari 2015. De rapportage is blijkens de ondertekening opgemaakt op 15 februari 2017 door A. van Velsen.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank zonder het houden van een zitting uitspraak mocht doen. Daarenboven is, evenals bij de rechtbank, in geschil tot welk bedrag belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten. Het geschil spitst zich toe op de onder 2.4 weergegeven kosten van in totaal € 203,10.