Gerechtshof Amsterdam, 17-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2447, 17/00565
Gerechtshof Amsterdam, 17-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2447, 17/00565
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 juli 2018
- Datum publicatie
- 17 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:2447
- Zaaknummer
- 17/00565
Inhoudsindicatie
Artikel 7:15, lid 2, Awb; kostenvergoeding bezwaar; belanghebbende maakt aannemelijk het complete aangiftebiljet te hebben ingediend (en niet een gedeelte) hetgeen het Hof doet concluderen dat de aanslag IB aanvankelijk te hoog is opgelegd wegens een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid
Uitspraak
kenmerk 17/00565
17 juli 2018
uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 27 september 2017 in de zaak met kenmerk 17/1335 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 2 december 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.250.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 10 februari 2017 de aanslag IB verminderd, rekening houdende met de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om kostenvergoeding in verband met het bezwaar afgewezen.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 27 september 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 13 november 2017 hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2018. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende. Namens de inspecteur zijn verschenen S. de Haas en
mr. R.G.A. de Jong. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan met het papieren aangiftebiljet (hierna: het aangiftebiljet).
De inspecteur heeft uit zijn dossier een kopie van het aangiftebiljet (bestaande uit een viertal aangiftebladen) overgelegd; het aangifteblad waarop kon worden verzocht om toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (als bedoeld in art. 8.14a Wet IB 2001; hierna: de korting) ontbreekt in dit dossier. De aanslag IB vermeldt – voor zover hier van belang – dat deze “is vastgesteld overeenkomstig uw aangifte over 2015 (…) namens de inspecteur van uw belastingkantoor (…) Belastingdienst/ Kantoor Hoorn”. Bij het vaststellen van de aanslag IB is geen rekening gehouden met de korting.
Belanghebbende heeft ook een kopie van het aangiftebiljet overgelegd. Deze kopie bevat – anders dan de kopie van de inspecteur – het aangifteblad waarop is verzocht (door middel van een kruisje bij vraag 35a van de aangifte) om toepassing van de korting.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur alsnog de korting aan belanghebbende toegekend en de aanslag IB overeenkomstig verminderd. De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand voorts afgewezen, omdat het zijns inziens niet gaat om een herzien wegens een onrechtmatigheid die aan de Belastingdienst is te wijten in de zin van de kostenvergoedingsregeling. Belanghebbende is in de bezwaarfase niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De inspecteur heeft belanghebbende die gelegenheid niet geboden omdat volledig aan het bezwaar werd tegemoetgekomen, aldus de inspecteur
De gemachtigde van belanghebbende heeft op de zitting bij het Hof (onder andere) als volgt verklaard:
“De aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende en haar echtgenoot is niet complex te noemen. Ik heb voor hen de aangiften inkomstenbelasting verzorgd. Omdat het arbeidsinkomen van belanghebbende ook in 2015 lager was dan dat van de echtgenoot én omdat belanghebbende en haar echtgenoot een kind hadden van jonger dan twaalf jaar is in de aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende verzocht om toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: de korting). De situatie was wat dat betreft gelijk aan die van 2013 en 2014. Toen was ook in de aangiften inkomstenbelasting van belanghebbende verzocht om toepassing van de korting. De korting is toen – anders dan in het onderhavige jaar – wel bij de aanslagregeling toegepast.
Ik heb voor belanghebbende aangifte inkomstenbelasting voor 2015 gedaan op het daarvoor bedoelde papieren aangiftebiljet; ik toon het Hof een voorbeeldexemplaar. Ik heb in de aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende de voor haar relevante gegevens ingevuld en vervolgens kopietjes daarvan gemaakt voor belanghebbende; dat zijn de in beroep en hoger beroep overlegde kopieën van het ingevulde aangiftebiljet van belanghebbende. Op de pagina ‘Heffingskortingen’ heb ik onder nummer 35 ‘Inkomensafhankelijke combinatiekorting’ (hierna: het aangifteblad Heffingskortingen) aangekruist dat belanghebbende in 2015 voldeed aan de voorwaarden voor de korting. Ik heb na het maken van de kopieën de ingevulde aangiftebladen, dus ook het aangifteblad Heffingskortingen, los gescheurd, deze aan elkaar geniet en naar Heerlen verzonden. Op de door de Belastingdienst overlegde kopieën van het papieren aangiftebiljet c.q. aangiftebladen zijn linksboven de gaten van het nietje nog zichtbaar. Op deze wijze zijn ook de aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2013 en 2014 ingediend.
De inspecteur stelt dat het aangifteblad Heffingskortingen niet samen met de overig ingevulde aangiftebladen zou zijn ingediend, omdat het in zijn dossier ontbreekt. Ik heb evenwel begrepen dat de verwerking van ingezonden papieren aangiftebiljetten in Heerlen een volledig geautomatiseerd proces is; het ontnieten geschiedt op hoge snelheid waarbij aangiftebladen alle kanten op schijnen te waaien. (…)”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding voor kosten van in de bezwaarfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Voorts is in geschil of de inspecteur van het horen van belanghebbende heeft mogen afzien.