Gerechtshof Amsterdam, 17-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2573, 17/00075
Gerechtshof Amsterdam, 17-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2573, 17/00075
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 juli 2018
- Datum publicatie
- 9 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:2573
- Zaaknummer
- 17/00075
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft de aangifte IB 2012 niet ingediend hoewel hij door de inspecteur is uitgenodigd en vervolgens aangemaand die aangifte in te dienen. De opgelegde boete is niet disproportioneel gezien het eerdere aangiftegedrag en ook gezien het inkomen van belanghebbende.
Uitspraak
Kenmerk 17/00075
17 juli 2018
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] , wonende te [plaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/1952 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 26 augustus 2015 voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.000. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 4.920 opgelegd.
Na tegen de aanslag en boetebeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 3 maart 2016, de aanslag IB 2012 en de verzuimboete gehandhaafd.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 4 november 2015 voor het jaar 2013 een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 472 en is een verzuimboete van € 4.920 opgelegd.
De inspecteur heeft op diezelfde datum een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2013 (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 17.000.
Na tegen de aanslag en boetebeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 15 maart 2016, het bezwaar tegen de aanslag IB 2013 en de bijbehorende verzuimboete niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 28 december 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep inzake de aanslag ib/pvv 2012 en de daarbij bijbehorende
verzuimboete ongegrond;
- verklaart het beroep inzake de aanslag ib/pvv 2013, de daarbij behorende
verzuimboete en de aanslag Zvw 2013 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag ib/pvv 2013, de daarbij
behorende verzuimboete en de aanslag Zvw 2013;
- wijst de zaak terug naar verweerder en draagt verweerder op binnen zes weken na
het onherroepelijk worden van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 496;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”
De tegen deze uitspraak door belanghebbende (in één geschrift) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 8 februari 2017. De inspecteur heeft bij brief van 17 maart 2017 en bij e-mailbericht van 24 mei 2017 een verweerschrift ingediend inzake respectievelijk de aanslag IB 2012 en IB 2013.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiser is gehuwd met [echtgenote] . Hij heeft vijf kinderen. De jongste staat in de in geding zijnde jaren op hetzelfde adres als eiser en zijn echtgenote ingeschreven op het adres [adres] .
2. Eiser houdt 100% van de aandelen in de volgende vennootschappen:
- [A] Ltd (firmant van [C] CV )
- [B] Ltd (firmant van [C] CV )
- [A] Ltd (firmant van [C] CV )
- [D] BV (m.i.v. 15-11-2013)
- [E] BV (m.i.v. 15-11-2013)
3. Van eiser en zijn echtgenote zijn ten aanzien van het jaar 2012 geen inkomensbestanddelen bekend. Het totaal van de bank- en spaartegoeden bedraagt:
- per 1 januari 2012: € 18.986;
- per 31 december 2012: € 21.189;
- per 31 december 2013: € 20.485.
4. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 28 februari 2013 een uitnodiging voor het doen van aangifte 2012 verzonden. Op verzoek van eiser is uitstel verleend tot 1 mei 2014. Met dagtekening 22 mei 2014 is een herinnering voor het doen van aangifte 2012 verzonden. Met dagtekening 4 juli 2014 heeft verweerder een aanmaning verstuurd waarin is aangegeven dat de aangifte 2012 uiterlijk 18 juli 2014 door verweerder ontvangen moet zijn. Bij brief van 18 juni 2015 heeft verweerder eiser een voornemen tot ambtshalve vaststellen van de aanslag ib/pvv 2012 en een voornemen tot het opleggen van een verzuimboete van € 4.920 gezonden. In deze brief is eiser de gelegenheid geboden tot 20 juli 2015 te reageren.
5. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 28 februari 2014 een uitnodiging voor het doen van aangifte 2013 verzonden. Op verzoek van eiser is uitstel verleend tot 1 september 2014. Met dagtekening 25 november 2014 is een herinnering voor het doen van aangifte ib/pvv en Zvw 2013 verzonden. Met dagtekening 30 januari 2015 heeft verweerder een aanmaning verstuurd waarin is aangegeven dat de aangifte 2013 uiterlijk 13 februari 2015 door verweerder ontvangen moet zijn. Bij brief van 21 september 2015 heeft verweerder eiser een voornemen tot ambtshalve vaststellen van de aanslag ib/pvv 2013, een voornemen tot het opleggen van een verzuimboete van € 4.920 en een voornemen tot het ambtshalve vaststellen van de aanslag Zvw 2013 gezonden. In deze brief is eiser de gelegenheid geboden tot 8 oktober 2015 te reageren.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.
Tot de gedingstukken behoort een door de inspecteur opgesteld overzicht van het aangiftegedrag van belanghebbende over de jaren 2002 tot en met 2015, waarin met betrekking tot de jaren 2002 tot en met 2013 het volgende is vermeld:
“Jaar
2002 Geen aangifte: Verzuimboete: € 113. Op 3 juni 2009 is een
ambtshalve vermindering verleend n.a.v. alsnog verstrekte
inkomensgegevens. De verzuimboete is echter gehandhaafd.
2003 Geen aangifte: Verzuimboete: € 567. Op 3 juni 2009 is een
ambtshalve vermindering verleend n.a.v. alsnog verstrekte
inkomensgegevens. De verzuimboete is echter gehandhaafd.
2004 Geen aangifte: Verzuimboete: € 794. Op 3 juni 2009 is een
ambtshalve vermindering verleend n.a.v. alsnog verstrekte
inkomensgegevens. De verzuimboete is echter gehandhaafd.
2005 Aangifte ontvangen op 2-12-2009. Er was geen uitstel verleend:
Verzuimboete: € 1134
2006 Aangifte ontvangen op 31-10-2006: Er was geen uitstel verleend:
Verzuimboete: € 113
2007 Aangifte ontvangen op 14-12-2011: Er was geen uitstel verleend:
Verzuimboete: € 113
2008 Aangifte ontvangen 13-12-2013: Ten onrechte geen
verzuimboete opgelegd. Er was uitstel verleend tot 8-9-2010
2009 Aangifte ontvangen 31-12-2014: Er was uitstel verleend tot
19-7-2011. Verzuimboete: € 226
2010 Geen aangifte: Verzuimboete: € 984
2011 Geen aangifte: Verzuimboete: € 984
2012 Geen aangifte: Verzuimboete: € 4920
2013 Geen aangifte: Verzuimboete: € 4920
(…)”
3 Geschil in hoger beroep
Belanghebbende heeft ter zitting zijn hoger beroep betreffende het jaar 2013 ingetrokken en zijn hoger beroep betreffende het jaar 2012 beperkt tot de boete.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.