Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-06-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2600, 17/00399

Gerechtshof Amsterdam, 14-06-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2600, 17/00399

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 juni 2018
Datum publicatie
1 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:2600
Zaaknummer
17/00399

Inhoudsindicatie

MRB. Bezwaar is ingediend vóór voldoening. Rekening MRB op zichzelf niet voor bezwaar vatbaar. Bezwaar toch ontvankelijk omdat belanghebbende zich op het moment dat hij kennisnam van de rekening een vastomlijnde voorstelling van het voorwerp bezwaar heeft gevormd.

Belanghebbende komt niet in aanmerking voor toepassing van de overgangsregeling van artikel 84a, lid 2, wet Mrb.

Uitspraak

kenmerk 17/00399

14 juni 2018

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J. Schouten (Ramdihal advocaten te Amsterdam)

tegen de uitspraak van 6 juli 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/2642 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 22 januari 2016 aan belanghebbende voor de

periode 1 januari 2016 tot en met 4 maart 2016 (verkort tijdvak) een rekening motorrijtuigenbelasting (mrb) voor het reguliere tarief (€ 191) gestuurd, met als uiterste betaaldatum 23 februari 2016. Belanghebbende heeft het bedrag op 22 februari 2016 voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft op 5 februari 2016 een bezwaarschrift ingediend. De inspecteur

heeft het bezwaar bij uitspraak, gedagtekend 11 april 2016, ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank

heeft in haar uitspraak van 6 juli 2017, aan partijen verzonden op 7 juli 2017, als volgt beslist (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’).

“De rechtbank;

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep ten bedrage van € 990;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18

augustus 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2018. Verschenen is belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de inspecteur is verschenen S.A. van de Kamp. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiser is vanaf 12 oktober 2010 houder van de auto. De datum van eerste toelating van de auto is 30 juni 1984. Eiser heeft in 2015 meegedaan aan de overgangsregeling voor oldtimers (hierna: de overgangsregeling).

2. Verweerder heeft met dagtekening 13 november 2015 aan eiser voor de periode

1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een rekening mrb gestuurd voor de overgangsregeling 2016, met als uiterste betaaldatum 31 december 2015. Eiser heeft de rekening niet betaald.

3. Verweerder heeft met dagtekening 22 januari 2016 aan eiser voor de periode

1 januari 2016 tot en met 4 maart 2016 een rekening mrb voor het reguliere tarief gestuurd, met als uiterste betaaldatum 23 februari 2016. Eiser heeft de rekening op 22 februari 2016 betaald.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is en, zo ja, of belanghebbende recht heeft op toepassing van de overgangsregeling, zodat de onder 1.1 genoemde voldoening op aangifte ten onrechte heeft plaatsgevonden.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing