Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3294, 17/00327 ev

Gerechtshof Amsterdam, 03-07-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3294, 17/00327 ev

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 juli 2018
Datum publicatie
19 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:3294
Zaaknummer
17/00327 ev

Inhoudsindicatie

Uitspraak na verwijzing. Het Hof is, na verwijzing, van oordeel dat de ontwikkelingsactiviteiten van de onderhavige vennootschap niet kunnen worden aangemerkt als onderneming in de zin van artikel 35c van de Successiewet. Belanghebbenden komen daarom niet in aanmerking voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit.

Uitspraak

kenmerk 17/00327 en 17/00328

30 augustus 2018

uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraken van 3 juni 2014 in de zaken met kenmerk SGR 14/1201 en SGR 14/1202 van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) in het geding – na verwijzing door de Hoge Raad – tussen

de inspecteur

en

[X] te [plaats] en [Y] te [plaats] , belanghebbenden,

gemachtigde: drs. W.G. Zandvliet RB, adviseur bij DRV Accountants & Adviseurs te Naaldwijk.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbenden is elk een aanslag in de erfbelasting opgelegd, gedagtekend 12 november 2013, naar een belaste verkrijging van € 244.379 ten bedrage van € 37.004 (hierna: de aanslagen).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraken van 10 januari 2014 de aanslagen verminderd tot € 36.164 naar belaste verkrijgingen van € 240.181.

1.3.

De rechtbank heeft de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken vernietigd, de aanslagen verminderd tot € 10.076, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden ten bedrage van € 487 elk en de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 45 aan belanghebbenden te vergoeden.

1.4.

De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank. Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 1 juli 2016, nummers BK-14/00838 en BK-14/00839, het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de rechtbank vernietigd en de uitspraken op bezwaar bevestigd.

1.5.

Belanghebbenden hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft bij arrest van 10 maart 2017, nummer 16/04190 (hierna: het verwijzingsarrest), het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van gerechtshof Den Haag vernietigd, het geding verwezen naar gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbenden vergoedt het door hen ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 124 en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbenden, vastgesteld op € 1.980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

1.6.

Belanghebbenden en de inspecteur hebben beide een conclusie na verwijzing ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2018. Belanghebbenden zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigde, voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. P.J.H. van Schalkwijk, mr. S.A.P. Meulendijks en drs. N.M.P. Govers. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De Hoge Raad is in zijn verwijzingsarrest van de volgende feiten uitgegaan, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

“2.1.1. Op 1 februari 2011 is overleden [A] (hierna: erflater). Erfgenamen zijn erflaters echtgenote, zijn twee zonen (belanghebbenden) en zijn dochter.

2.1.2.

Tot de huwelijksgoederengemeenschap van erflater en zijn echtgenote behoorde één derde deel van de (certificaten van de) aandelen (hierna: de aandelen) in Beleggingsmaatschappij [T BV] . (hierna: de vennootschap). Bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn de aandelen aan de nalatenschap van erflater toegescheiden. Bij de verdeling van de nalatenschap zijn de aandelen aan belanghebbenden toebedeeld en hebben zij ieder de helft van het hiervoor bedoelde één derde deel van de aandelen verkregen. De waarde van de door belanghebbenden verkregen aandelen in de vennootschap bedraagt in totaal € 306.564,85.

2.1.3.

Tot het vermogen van de vennootschap behoorden op de overlijdensdatum van erflater de economische eigendom van diverse onroerende zaken die door de broer van erflater en door erflater ontwikkeld zijn en in opdracht van de broer van erflater zijn gebouwd, alsmede de volle eigendom van drie bedrijfsverzamelgebouwen, die in eigen beheer van de vennootschap zijn ontwikkeld, en drie units van bedrijfspanden, die zijn aangekocht van projectontwikkelaars en in opdracht van de vennootschap verder zijn ingedeeld en afgebouwd.

2.1.4.

Volgens de jaarrekening 2010 zijn in 2010 geen nieuwe projecten gerealiseerd, geen onroerende zaken verkocht en behalve het reguliere onderhoud geen grote renovaties verricht.

2.1.5.

De werkzaamheden van de vennootschap bestaan onder meer uit het verhuren van woningen, garages en bedrijfsruimten, het voeren van de administratie, het onderhouden van contacten met aannemers en gemeenten, het inschakelen van mensen voor reparaties, het beoordelen van het onderhoud van de panden, de aankoop van grond of gebouwen en het ontwikkelen en realiseren van nieuwe projecten. De werkzaamheden van de vennootschap worden voor een deel door belanghebbenden verricht. Voor het overige schakelen zij personeel in op basis van nulurencontracten. Uit de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2008, 2009 en 2010 volgt dat de personeelskosten volgens de commerciële jaarrekeningen € 26.176, € 22.476 respectievelijk € 16.821 bedroegen.”.

2.2.

In aanvulling op deze vaststaande feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.2.1.

De in 2.1.3 van het verwijzingsarrest bedoelde bedrijfsverzamelgebouwen zijn gelegen in [plaats] en zijn als volgt gesitueerd en ontwikkeld:

 Het bedrijfsverzamelgebouw gelegen aan de [straat] bestaat uit 14 units en is ontwikkeld in de jaren 2003 en 2005.

 Het eerste bedrijfsverzamelgebouw gelegen aan de [straat 2] bestaat uit 16 units en is ontwikkeld in de jaren 2006 tot en met 2008.

 Het tweede bedrijfsverzamelgebouw gelegen aan de [straat 2] bestaat uit 9 units en is ontwikkeld in de jaren 2011 tot en met 2012.

2.2.2.

De jaarstukken van de vennootschap geven successievelijk het navolgende beeld van boekwaarden en schulden:

31 december

Boekwaarden bedrijfsgebouwenincl. ondergrond

Schulden aan kredietinstellingen

2005

838.176

678.653

2006

973.321

867.991

2007

1.294.252

1.165.737

2008

1.660.391

1.758.707

2009

1.660.390

1.729.423

2010

1.660.390

1.699.872

2011

2.053.253

1.670.039

2.2.3.

Volgens de jaarrekening 2010 is de waarde van de onroerende zaken per 31 december 2010 € 3.251.000.

2.2.4.

De WOZ-waarde (de waarde ingevolge de Wet waardering onroerende zaken) van de onroerende zaken bedraagt voor het jaar 2010 € 2.489.000 (waardepeildatum 1 januari 2009) en voor het jaar 2011 € 2.340.460 (waardepeildatum 1 januari 2010).

3 Geschil in hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad

Voor het Hof is, na verwijzing door de Hoge Raad, in geschil of de ontwikkelingsactiviteiten van de vennootschap kunnen worden aangemerkt als onderneming in de zin van artikel 35c van de Successiewet 1956 (hierna: de SW).

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing