Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3693, 17/00578

Gerechtshof Amsterdam, 18-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3693, 17/00578

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 september 2018
Datum publicatie
17 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:3693
Zaaknummer
17/00578

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; uitgaven voor specifieke zorgkosten; belanghebbende maakt niet aannemelijk dat hij in 2014 vervoerskosten naar de fysiotherapeut als bedoeld in art. 6.17, lid 1, onder b, Wet IB 2001 heeft gemaakt noch dat in 2014 de minderjarige kinderen aan incontinentie leden.

Uitspraak

Kenmerk 17/00578

18 september 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[x] , te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 20 oktober 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/172 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 met dagtekening 15 juli 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.506 (hierna: de Aanslag).

1.2.

Na tegen de Aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 25 november 2016, de Aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.461.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 20 oktober 2017 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft op 24 november 2017 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, hetwelk op 27 november 2017 door het Hof is ontvangen. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 29 januari 2018 een geschrift aangeduid als conclusie van repliek ingediend; de inspecteur heeft op 14 maart 2018 een geschrift aangeduid als conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2018. Namens belanghebbende is zijn gemachtigde verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen R. Amanchar en mr. R.G.A. de Jong. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“Feiten

1. Eiser is gehuwd met mevrouw [naam echtgenote] (hierna ook: de echtgenote).

Zij hebben twee thuiswonende kinderen: [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2003 en [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2007.

2. Eiser beschikt sinds 29 december 2009 over een [naam auto] , bouwjaar 2005, cataloguswaarde € 18.219.

3. Eiser heeft aangifte over 2014 gedaan naar een verzamelinkomen van € 22.097. In deze aangifte heeft eiser een aftrek specifieke zorgkosten van € 3.185 in aanmerking genomen.

4. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek specifieke zorgkosten beperkt tot een bedrag van € 776.

5. In de uitspraak op bezwaar is het verzamelinkomen van eiser vastgesteld op € 24.461. Verweerder heeft hierbij de volgende specifieke zorgkosten in aftrek toegelaten:

medicijnen

€ 0

uitgaven voor vervoer wegens ziekte

€ 67

dieetkosten

€ 850

extra uitgavenkleding en beddengoed

€ 0

genees- en heelkundige hulp

€ 0

totaal excl. verhoging

€ 917

verhoging specifieke zorgkosten

€ 367 +

totale uitgaven

€ 1.284

af: drempel

€ 255 -/-

totaal aftrek bedrag specifieke zorgkosten

€ 821

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt hier nog de volgende feiten aan toe.

2.3.

Gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de door hem namens belanghebbende overgelegde huisartsverklaring door gemachtigde eerst zelf schriftelijk (handgeschreven) is opgemaakt en nadien door belanghebbende aan de huisarts is voorgelegd ter ondertekening.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de Aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder ligt ter beoordeling voor de hoogte van de aftrek specifieke zorgkosten (met uitzondering van de door belanghebbende geclaimde dieetkosten) en de hoogte van de kostenvergoeding in bezwaar.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing